Nothing Special   »   [go: up one dir, main page]

Jump to content

kapotslaan

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From kapot +‎ slaan.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /kaːˈpɔtˌslaːn/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: ka‧pot‧slaan

Verb

[edit]

kapotslaan

  1. (transitive) to smash, to crush (break violently)
    Synonyms: stukslaan, verpletteren
    Hij zag de kwajongens het bushokje kapotslaan.He saw the rascals smashing the bus shelter.
  2. (slang, transitive) to beat up, to beat to a pulp (give a severe beating)
    Synonyms: verrot slaan, tot moes slaan
    Als je me aanraakt komt mijn vader je helemaal kapotslaan.If you touch me, my father will come and beat you to a pulp.
  3. (ergative) to break, to destroy (severely damage)
    Synonyms: stukslaan, stukmaken
    Het bootje is door de zware branding kapotgeslagen.The boat was broken by the heavy surf.

Conjugation

[edit]
Conjugation of kapotslaan (strong class 6, irregular, separable)
infinitive kapotslaan
past singular sloeg kapot
past participle kapotgeslagen
infinitive kapotslaan
gerund kapotslaan n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular sla kapot sloeg kapot kapotsla kapotsloeg
2nd person sing. (jij) slaat kapot, sla kapot2 sloeg kapot kapotslaat kapotsloeg
2nd person sing. (u) slaat kapot sloeg kapot kapotslaat kapotsloeg
2nd person sing. (gij) slaat kapot sloegt kapot kapotslaat kapotsloegt
3rd person singular slaat kapot sloeg kapot kapotslaat kapotsloeg
plural slaan kapot sloegen kapot kapotslaan kapotsloegen
subjunctive sing.1 sla kapot sloege kapot kapotsla kapotsloege
subjunctive plur.1 slaan kapot sloegen kapot kapotslaan kapotsloegen
imperative sing. sla kapot
imperative plur.1 slaat kapot
participles kapotslaand kapotgeslagen
1) Archaic. 2) In case of inversion.