Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Een conidium (meervoud: conidiën) (vergelijkbare termen zijn conidiospore, conidie, chlamydoconidium) is een ongeslachtelijke, onbeweeglijke spore van de anamorfe ascomyceten, die buiten een sporangium door een verandering van een hyfe of op een conidiofoor wordt gevormd. De spore is haploïd en celdeling vindt plaats door mitose. De naam is afkomstig van κόνις kónis.[1]
Vele huidschimmels (dermatofyten) vormen conidiën. In de medische mycologie onderscheidt men eencellige microconidiën en meercellige macroconidiën.
Bij veel plantenziekten spelen conidiën een belangrijke rol. Zo worden bijvoorbeeld bij de appelschurft in de zomer conidiën gevormd, waardoor de ziekte zich snel kan uitbreiden.
Ook kaasschimmels voor de bereiding van kaas zoals Penicillium camemberti en Penicillium candidum vormen conidiën.
Er zijn twee grondvormen te onderscheiden van de manier waarop de sporen (conidiën) gevormd worden (de conidiogenese) en de wijze waarop ze zich afscheiden (de dehiscentie). De eerste komt overeen met de embryologie bij dieren en planten en laat zich in twee fundamentele ontwikkelingsvormen indelen: De blastische conidiogenese, waarbij de sporen reeds waarneembaar zijn voordat ze door een tussenwand van de zich vormende conidiogene schimmeldraden afgescheiden worden, en de thallische conidiogenese, waarbij de tussenwand zich eerst vormt en de zo afgescheiden cel zich tot een spore omvormt.
Deze beide grondvormen laten zich nog verder onderverdelen in blastische conidiogenese en thallische conidiogenese.
Anders dan bij de blastische vormen worden bij thallisch arthrische conidiogenese voor de sporenvorming eerst de septa gevormd. Daartoe moet een schimmeldraad eerst volgroeid zijn, waarna deze op onregelmatige afstanden dubbele tussenwanden vormt. De individuele cellen die zo ontstaan scheiden zich op een schizolytisch genoemde wijze van elkaar af en beginnen zich te differentiëren, zodat een keten van korte cilindervormige sporen ontstaat, de zogeheten artroconidiën, die gelijktijdig met elkaar verbonden lijken te zijn. Bij een variant van deze conidiogenese vormen zich afwisselend cellen en sporen, de tussenliggende cellen degenereren, sterven af en maken zo de tussenliggende arthroconidiën door rexolitische dehiscentie vrij.
Ten slotte bestaat er nog de thallisch solitaire ontwikkelingsvorm. Hier scheidt zich aan het eind van een conidiogene schimmeldraad een grote, buikige cel af, waarin zich dan talrijke transversaal geordende interne tussenwanden vormen. De cel differentieert zich nu tot een fragmospore die in zijn geheel (rexolytisch) afgescheiden wordt.
De dehiscentie kan op twee verschillende manieren geschieden. Bij de schizolytische varianten vormt zich tussen de sporen een dubbele scheidingswand met centraal gelegen middenlamellen, die dan bij het afscheiden van de sporen uiteenvalt. Bij rexolitische dehiscentie degenereert daartegen simpelweg de celwand die de sporen uitwendig verbindt waardoor de conidiën vrij komen.
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.