Nothing Special   »   [go: up one dir, main page]

Academia.eduAcademia.edu

‘De maçonnieke grafretoriek en het mausoleum van de Belgische Grootmeester Eugène Goblet d’Alviella (1846-1925)’, in: Thoth 1 (2003), 17-28.

  18 GUY L.J. LIAGRE kasteel werd door het gemeentebestuur van het kleine dorp bij aanvang van de jaren tachtig van de 19de eeuw een begraafplaats aangelegd. In het centrum ervan verrijst tussen 1885 en 1887 het thans besproken maçonnieke familiegraf van het geslacht Goblet d' Alviella (zie afb. 2), dat door de toonaangevende Belgische krant De Standaard ooit werd omschreven als een 'pompeuze hindoestaanse tempel'.' Het mausoleum werd na jaren verwaarlozing in 1986 volledig hersteld en onder maçonnieke belangstelling plechtig 'heringewijd' .. Doordat het op 23 september 1988 door politieke bemiddeling van enkele Broeders werd geklasseerd als monument, staat de overheid voortaan mee in voor de kosten van onderhoud en reparatie. 'A wond rous monstrosity' Van de plechtigheid die in 1986 plaatsvond, is een kort verslag bewaard gebleven in de Transactions van de Londense 'Quatuor Coronati Lodge' nr. 2076. J. Hamill, op dat ogenblik Voorzittend Meester van deze Londense studieloge, werd in september 1986 samen met de secretaris C. Batham naar Brussel uitgenodigd om de herinwijding bij te wonen.' Van Belgische zijde wilde men zo de viering van de lOOste verjaardag van de Engelse studieloge, waarvan Eugène Goblet d' Alviella het eerste Belgische lid werd, meevieren." De toenmalige burgemeester en tevens kleinzoon van Eugène Goblet d' A1viella ontving de Engelse delegatie in CourtSaint-Etienne. John Hamill was kennelijk onder de indruk van het vreemde monument, dat hij omschrijft als 'a wondrous monstrosity'. We lezen in de Transactions de volgende woorden: 'To lapse into the vernacular, the Mausoleum has to be seen to be believed! It is such a wondrous monstrosity that I hope our printing funds will allow for photographs of it to illustrate this paper when it appears in the Transactions. '7 Een ongegrond oordeel De ongegrondheid van Hamills mening ontdekt men door de erudiete publicaties van de Brusselse hoogleraar Alain Dierkens erop na te slaan. Het monument past volgens hem in de liberale en antiklerikale (antikatholieke) levensvisie van de periode 1870-1880. Van de elf bladzijden die Dierkens als tekst - voor een colloquium aan de Université Libre de Bruxelles - over het mausoleum schrijft, besteedt hij slechts drie-en-een-halve bladzijde aan het monument zelf en de rest aan de cultuurhistorische gegevens waartegen dit stenen getuigenis geplaatst en geïnterpreteerd dient te worden. Dat J. Hamill als Engelsman deze ideologische achtergrond niet vat, valt hem niet kwalijk te nemen: de cultuurhistorische en de maçonnieke ontwikkelingen op het continent en over Het Kanaal hebben in de loop van de 19de eeuw een geheel uiteenlopende evolutie gekend. De cultuurhistorische context Van de cultuurhistorische gegevens die een rol spelen bij de oprichting van dit monument, valt om te beginnen de typische eigenheid van de monumentale funeraire architectuur in de 19de eeuw te noteren.' Dit fenomeen beperkt zich niet enkel tot België, maar strekt zich uit over een groot gedeelte van het Europese continent. Daarnaast is er de complexe problematiek HET MAUSOLEUM VAN GOBLET Afb. 2. Het maçonnieke familiegraf 19 D'ALVIELLA van het geslacht Goblet d'Alvielia in Court-Saint-Etienne. 20 GUY L.J. LIAGRE van het statuut van de begraafplaatsen in de nog jonge Belgische natie. De Belgische begraafplaats heeft in de eerste helft van de 19de eeuw het wettelijke statuut van sacraal oord. Kerkhoven en begraafplaatsen staan onder autoriteit van de clerus, waarbij de aanwezigheid van niet-katholieke graven is uitgesloten." Rooms-katholieke kerkelijke bedienaars trekken in de loop van de 19de eeuw meermaals ten strijde om deze prerogatieven te handhaven. De weigering de toegangspoorten tot een begraafplaats voor niet-katholieken te ontgrendelen, is één van de machtsmiddelen die hierbij worden gebruikt. Als er geen hek om de begraafplaats staat, weigeren delvers soms het graf te openen. De liberalen nemen, opgehitst door de starre houding van de clerus, samen met de protestanten het voortouw in de strijd om de desacralisering van de kerkhoven en het recht op politietoezicht. 10 Het gezag over de begraafplaats moet volgens hen in handen van de burgemeesters worden gelegd en onmiddellijk worden gekoppeld aan de rigoureuze toepassing van het gelijkheidsbeginsel: de gelijkheid van alle erediensten en opvattingen." D.w.z. dat er ook voor burgerlijke (o.a. maçonnieke) begrafenissen ruimte moet zijn. Volgens de krant L'Observateur Beige van 15 januari 1862 wordt deze kwestie voor het eerst door Br.'. Jean-Michel Funck in de Brusselse gemeenteraad aan de orde gesteld. Via Br.·. Auguste Orts, die zitting heeft in de nationale Kamer van Volksvertegenwoordigers, wordt het probleem ook daar aangekaart. 12 Vrijdenkers bonden die zich verzetten tegen de uiterlijke gezagstekenen van de roomskatholieke kerk, vallen hen onmiddellijk bij." Nadat de katholieken tussen 1878 en 1884 van de macht verdreven zijn en een homogeen antiklerikaal liberaal kabinet aantreedt, wordt op parlementair niveau een regeling aanvaard die onwillige burgemeesters die de scheiding tussen gewijde en niet-gewijde percelen handhaven, veroordeelt. Door een wet uit 1879 wordt de bevoegdheid over de begraafplaatsen gelegd bij de gemeentelijke en de stedelijke overheden. Een teken van protest In 1884 verdwijnen de liberalen met veel misbaar uit de Wetstraat, waar de ministeriele kabinetten zijn gelegen, zodat Eugène Goblet d' Alviella's mandaat als Kamerlid ten einde loopt. Vrijwel onmiddellijk wil de nieuwe homogeen-katholieke regering de liberale antiklerikale politiek van de jaren 1878-1884 bijsturen en een aantal oude zeden herstellen. Als protest tegen deze katholieke restauratie laat Goblet d' Alviella tussen 1885 en 1887 de monumentale graftombe bouwen. Beschouwd tegen die achtergrond is de 'wondrous monstrosity' niet meer dan een element in een complex geheel van maatschappelijke en ideologische bepaaldheden. De reeds geciteerde professor Alain Dierkens spreekt van 'un véritable tombeauportrait', dat nauwelijks kan worden vertaald, maar zoiets betekent als 'een echt portretgraf' . De graftombe is een monumentaal filosofisch testament, met als geestelijke drijfveer de gedachte dat het Goddelijke wezen kan worden aangeduid met meer dan één naam. De hedendaagse bezoeker leest nog steeds op het kroonstuk boven de trap aan de westkant van het mausoleum de woorden: 'L'Etre Unique a plus d'un nom.' HET MAUSOLEUM Een metafysisch lisme VAN GOBLET 21 D'ALVIELLA en rationalistisch rea- Bouwheer Eugène Goblet d' Alviella vertelt in een autobiografische terugblik op zijn leven dat hij in de katholieke kerk werd gedoopt, bij een priester catechese volgde, zijn eerste communie deed en tijdens zijn middelbare-schooltijd min of meer trouw de mis bleef bezoeken. In een latere evolutie gaat hij meer de kant op van een metafysisch en rationalistisch realisme." Zijn realisme vloeit voort uit de affirmatie van het bestaan van een God met vele namen, wiens bestaan reëel maar tevens onafhankelijk is van ons denken en onze ideeën. De rationalistische these bevestigt dat het godsgeloof in zijn werking moet worden getoetst aan de rede. Veel later zal hij dit als volgt samenvatten: 'Pour ma part, je crois à l'existence de Dieu, conçu co mme un pouvoir indéfinissable et incompréhensible en lui-même, mais se manifestant par des lois, dont I'action vérifiable par la science, tend à mettre plus d'équilibre, d'unité, d'ordre, d'harmonie, parmi les forces aveugles et désordonnées qui s'enchevêtrent dans l'univers.'15 Op 26 januari 1879, bij de plechtige inhuldiging van de nieuwe maçonnieke tempel van 'Les Amis Philantropes' in de Brusselse Peterseliestraat (overigens op dat moment één van de mooiste maçonnieke tempels van Europa), onderstreept hij in deze lijn dat de Vrijmetselarij méér is dan een filosofie: 'De vrijmetselarij toont dat ze niet alleen een filosofie is, maar ook een religie, de religie van het ideaal.' 16 De ene God met de vele namen Dit is dus in een notendop de boodschap die de architect bij het ontwerpen van het grafmonument meekrijgt: God is mysterie en de Vrijmetselarij is de religie van het ideaal. Niemand kan dat mysterie doorgronden. Als het anders was, zou het mysterie niet langer mysterie zijn. Alle godsdiensten der mensheid zoeken God alle! Maar: 'de wijzen geven aan het ene Wezen verschillende namen.' Deze tekst, op het westelijk kroonwerk in het Frans gebeiteld, staat ook op elk van de zijkanten en op de achterkant, resp. in het Grieks (Aristoteles: Peri Kosmou, VII, 1), in Egyptische hiërogliefen (hymne aan Amon), en in het Sanskriet (Rig Veda, I, 164,46). Voor Goblet d' Alviella is de geschiedenis der godsdiensten niets anders dan de geschiedenis van dit zoeken naar het ene Wezen met de verschillende namen. Aan de bestudering van de vele namen voor dit unieke Wezen zal hij in een andere hoedanigheid, nl. als als hoogleraar in de vergelijkende godsdienstwetenschappen aan de Université Libre de Bruxelles, na 1884 een groot deel van zijn krachten wijden. Dit brengt ons echter bij een ander aspect van Goblet d' Alviella's veelzijdige persoonlijkheid, een facet dat nu niet terzake is. De architect De architect is Adolphe-Louis Samyn (1842-1903), die ook bekend staat als bouwmeester van de in 1968 gesloopte tempel van de A".L. 'Le Travail' te Verviers." Samyn is op dat ogenblik inspecteur-architect van de stad Brussel en in die hoedanigheid ook de bouwheer van een (ondertussen afgebroken en herbouwde) peuterschool in de Wagenstraat, in het centrum van Brussel. Zelfs de plannen van de kerk van Grimde bij Tienen (Vlaams-Brabant) heeft hij getekend. Samyn wordt op 4 juni 1873 geïnitieerd in Goblet d' Alviella's 22 GUY L.J. LIAGRE werkplaats 'Les Amis Philantropes', en krijgt de Meestergraad in april 1874. Bij de ingebruikneming van de nieuwe tempel van deze loge wordt hem in 1879 uit dankbaarheid voor zijn inzet een maçonnieke medaille overhandigd." Samyn maakt in een monografie over het monument een analyse van de op het mausoleum voorkomende symbolen. Zijn inspiratie haalt hij naar eigen zeggen (we mogen aannemen onder invloed van Goblet d' Alviella) vooral in India. De Indische architectuur heeft als voordeel dat ze is voortgekomen uit contacten met de islam, het boeddhisme en het brahmanisme en daardoor voldoet aan de symbolische behoeften van een religieus syncretisme. Wat de Egyptische invloeden betreft: er staan sfinxen bij de ingang en er is ook de iconografische uitbeelding van de gevleugelde zonneschijf. Die treft men ook aan in het plafond van de maçonnieke tempel van de Peterseliestraat en op het grafmonument van Goblet d' Alviella's schoonvader, gelegen aan de ingang van de toegangsweg tot het mausoleum. De visie bij de bouw Wat is, kort gezegd, de kern van zijn visie bij de bouw? Tedere tijd en ieder volk schiep nieuwe symbolen, maar tevens is er sprake van migratie van symbolen tussen de verschillende culturen. Alle belangrijke symbolen worden op het grafmonument afgebeeld (zie afb. 3): van links naar rechts lezende ziet men het Christusmonogram; het tetragram; het Griekse EI (Gij zijt); de brahmaanse monosyllabe Oum (affirmatie van het absolute, ondefinieerbare wezen); de naam Allah; de runische naam Odin/Wotan; de bliksem, symbool van Jupiter; de hamer, in de Galli- sche religie symbool van de bliksem, attribuut van Taranis/Thor; de Egyptische gevleugelde zonneschijf; de boeddhistische dharma tsjakra of het wiel van de wet; het zoroastrische symbool van altaar en vuur, symbool van Mazda/Ormutz; het cuneïforme An, dat de gods gedachte voorstelt; en ten slotte het Chinees-confucianistische Thian, dat de hemel geest representeert. De gevleugelde zonneschijf staat op een betekenisvolle plaats: de ingang naar de feitelijke crypte, gelegen onder het eigenlijke monument. Als God vele namen heeft - en dat is het uitgangspunt - primeert geen enkele religie en staat de zonneschijf boven de deur naar de crypte vanwege haar karakter. Ze duidt op de zon, die de duisternis overwint. De geluidloze beweging van de lucht bij de morgenschemering, wanneer de zonneschijf boven de horizon opduikt, is verwachting. Ze laat iets bevroeden van het geheim des levens. Ze is als de damp die uit de bek van het rund opstijgt. In het duister van de ruimte boven het donker van de graftombe is er het licht. Zo versterkt ze de tekst van Ralph Waldo Emerson, die is weergegeven op het plafond in de traphal naar de feitelijke graftombes (dus onder de koepel gelegen): 'From within or from behind, all light shines through us upon things and makes us aware that we are nothing, but the light is all."9 Deze laatste tekst is slechts zichtbaar voor wie achter het monument de tien treden afdaalt die leiden naar de feitelijke graftombe. Korte beschrijving van het monument Het monument zelf, dat twee verdiepingen telt, torent boven de kleine begraafplaats uit. Een bovenbouw van 5 x 5 meter wordt gedragen door 4 x 4 hoekzuilen, één grote HET MAUSOLEUM VAN GOBLET 23 D'ALVIELLA + , . (] Afb. 3. De symbolen aangebracht op de buitenste zuilen van het monument. monument funéraire ...' (zie noot 7), blz. 209. Bron: A. Dierkens: 'Le 24 GUY L.J. LIAGRE en drie kleinere per hoek. De hoekzuilen ondersteunen een structuur die qua vorm is gekopieerd van oude Hindoetempels in India en twee overkoepelde verdiepingen telt. De voorkant van het monument bevindt zich in het westen, en de achterkant in het oosten, met de noordzijde ter linker- en de zuidzijde ter rechterhand. Op het dak van de zojuist beschreven structuur, die rust op 12 hoekzuilen, bevindt zich een kleinere en voor de bezoeker ontoegankelijke kiosk, eveneens gedragen door vier zuilen. Het platform dat als dekplaat voor de feitelijke graftombe dienst doet, is gelegen op de eerste verdieping tussen de 4 x 4 zuilen op 1,40 meter hoogte. Om het te betreden, dient men vooraan zeven (!) trappen op te gaan. Aan de drie wanden (de westkant is open), die ongeveer tot heuphoogte reiken, zijn de gedenkplaten van de overleden familieleden aangebracht. Maar men ontdekt nog veel méér. Eenmaal men het platform heeft betreden, ziet men niet meer de aangebrachte symbolen op de buitenkant, maar de symbolen op de binnenste hoekzuilen, die voor de passant op de begraafplaats achter de drie andere zuilen verborgen blijven. Op die binnenste zuilen, die dus enkel zichtbaar zijn voor wie de zeven treden heeft beklommen (!) en zich op het platform bevindt, staan ook symbolen afgebeeld. De symbolen Over de symbolen die we op het graf tegenkomen, het volgende. Alle leven was in den beginne mysterie en ieder levensproces bracht nieuwe raadselen. Veel verschijnselen bleven onbegrijpelijk. Goblet d' Alviella is van mening dat de primitieve mens voorwerpen en dieren gaat vergoddelijken. Dat proces wordt op de zojuist genoemde en van op de begraafplaats niet zichtbare vier binnenzuilen afgebeeld. De eerste drie symbolen zijn de feniks, de lotus en de swastika. De bezoeker vindt ze bij het betreden van het platform aan zijn linkerkant, op de westkant, de zuidkant en de oostkant van de binnenste kolom. Gaat men in klokrichting verder, dan komt men terecht bij de binnenste kolom links achteraan. Die bevat op de westkant, de zuidkant en de oostkant symbolen van opstanding: de wassende maan, de vlinder en de korenhalm (zie afb. 4). Keert men wat men zojuist heeft gezien de rug toe, dan staat men oog in oog met de kolommen aan de rechterzijde van het monument. Men keert nu in de richting van de klok terug, en men bekijkt dus eerst de achterste zuil. Op de binnenste kolom ziet men een rechtopstaande en een hangende brandende toorts, symbool van leven en dood, met in het midden het anker van de hoop; draait men nog verder, dan ziet men op de binnenste zuidwestelijke zuil ten slotte de Oeroboros, dit is de slang die in haar eigen staart bijt als teken van de tijd als een eeuwig herbeginnen; een sarcofaag met een acaciatak (een typisch maçonnieke symboliek) en ten slotte de zeis als symbool van de dood. Maakt de bezoeker nu een kwartdraai en stelt hij zich bovenaan de trap met de rug naar het westen, dan ontdekt hij tussen de vier zuidoostelijke en de vier noordoostelijke kolommen in het oosten de vijfpuntige ster. Rechts en links van de vijfpuntige ster staan op de twee meest nabije buitenzuilen aan de westkant afbeeldingen van de levensboom. Op het monument vindt men zowel Indische aIs Egyptische symbolen, maar eigenaardig genoeg blijven de mediterraan-hellenistische elementen bijna geheel achter- HET MAUSOLEUM VAN GOBLET 25 D'ALVIELLA • f\ '\ .' ~- Afb. 4. De symbolen monument aangebracht op de binnenste zuilen van het monument. funéraire ...' (zie noot 7), blz. 210. Bron: A. Dierkens: 'Le 26 GUY L.J. LIAGRE Afb. 5. De toegangsweg de begraafplaats. naar het mausoleum, met de twee sfinxen, tevens de oude toegang naar wege." De architect poogt echter een synthese te maken die uit alle religieuze vormen oprijst, zonder zich aan één van deze vormen te binden (hij schrijft letterlijk 'sans se confiner dans aucune'). Zoals we zagen met succes. Ten besluite Naar de concessie van de familie Goblet d' Alviella leiden vier wegen, die de begraafplaats precies in vier snijden. Vanaf de oude (thans als zijpoort gebruikte) ingang van de begraafplaats ontvouwt zich tot aan het monument een gangpad tussen twee dikke hagen (zie afb. 5). Vóór de hagen liggen ter linker- en ter rechterzijde twee sfinxen, die de ingang bewaken. Ze lijken ertoe uit te nodigen hun voorbij te gaan en even stil te staan bij de boodschap van dit unieke monument. Het leert ons de herontdekking van het bovennatuurlijke Mysterie, dat volgens de boodschap van de maçonnieke graftombe die voor de ogen van de bezoeker opdoemt - over de aardse werkelijkheid een weerschijn uitspreidt van het licht dat oplicht in onze geest. Het mausoleum in Court-Saint-Etienne leert ons alles anders te zien: de wereld, de mensen en ook de religies. 'De wijzen geven aan het ene Wezen verschillende namen', zo luidt de kern van de boodschap. De mens die dat Mysterie van het ene Wezen ervaart, ontwijkt de vragen naar de zin van het leven, de betekenis van de dood en de waarde van de verschillende religieuze opvattingen niet meer, ze zijn hem integendeel welkom. Steeds dieper tracht hij - door aan zijn Ruwe Steen te kappen en zich open te stellen voor het Licht dat HET MAUSOLEUM VAN GOBLET D'ALVIELLA schijnt in de duisternis - door te dringen in Gods werkelijkheid en Mysterie; maar de weg is lang, doordat Gods Mysterie zo groot is en zijn namen talrijk zijn. Het is echter een weg vol vertrouwen, omdat het Mysterie dat ons omvangt, zich in alle godsdiensten laat zien als een geheimenis van de Goedheid. Zo, in gepeins verzonken, wandelt de bezoeker tussen de twee hagen die sfinxen en 27 rustplaats met elkaar verbinden, het grafmonument met zijn kiosk met twee verdiepingen tegemoet, bekend als één van de meest originele maçonnieke grafmonumenten van Europa." Als u ooit vanuit Nederland op weg bent naar het zuiden en in de buurt van Brussel komt, zal een bezoek aan dit unieke bouwwerk u een aardige verpozing verschaffen! Noten 2 3 4 5 6 7 8 Zijn schoonvader wordt Voorzittend Meester van een loge in Mobile (Alabama) en de familie van zijn vrouw telde diverse vrijmetselaren. Zijn vader en grootvader zijn lid van Belgische loges. Zijn vader is in de jaren zestig ook Voorzittend Meester van 'Les Amis Philantropes'. René Constant: Les hauts grades du rite ëcossais et la régularité maçonnique, Bruxelles 1994, blz. 55-58, 62. De Souverein Commandeur vervult voor de graden 4 tot en met 33 in de AASR de rol van Grootmeester. De AASR heeft een precieze oorsprong: de constitutie van het Suprême Conseil van Charleston (Zuid-Carolina in de VS.) op 31 mei 180 I. Er zijn echter al vóór deze datum sporen te vinden van de 33ste graad. 'Graftombe in Court-Saint-Etienne', in: De Standaard Magazine, 17 november 1995, blz. 13. Over de restauratie zie: Le Soir, 11-12 oktober 1986. Michel Brodsky: 'Eugène Goblet d' Alviella: Freemason and Statesman, Belgiums foremost freemason in the XIXth century', in: Ars Quatuor Coronatorum, 100 (1987), blz. 72-73. In februari 1890 wordt Eugène Goblet d' Alviella - in de hoedanigheid van 'Past Grand Master of Belgium'opgenomen als corresponderend lid. Hij moet tot 1909 wachten om zijn lidmaatschap van de 'correspondence circle' omgezet te zien in een volwaardig lidmaatschap. Hij wordt voorgesteld tijdens de zitting van 8 januari 1909, en drie maanden later, op 5 maart 1909 (data kloppen niet!), als lid verkozen. Ibid., blz. 73. Jo Gérard: 'Un tombeau maçonnique révèle', in: Jo Gérard: La Franc-Maçonnerie en Belgique, Bruxelles 1988, blz. 181-186 (met foto). Alain Dierkens: 'Le monument funéraire de la familie Goblet d'AIviella à Court-Saint-Etienne', in: Alain Dierkens (red.): Eugène Goblet d'Alviella, historien et franc-maçon, Bruxelles 1995, blz. 193-214. Dit artikel van Alain Dierkens is ongetwijfeld het beste en meest complete, met vier foto's en een goede bibliografie. Dierkens publiceerde in 1985 een eerste artikel over de graftombe van Court-Saint-Etienne: 'Le monument funérarie de la familie Goblet d' Alviella. Première approche', in: Maisons d'hier et aujourd'hui. De woonstede door de eeuwen heen, nr. 66 (1985), blz. 38-47. Andere publicaties over deze graftombe zijn: A. Cosyn: 'Temple hindou à Court-Saint-Etienne', in: Bulletin officiel du Touring-Club de Belgique, vol. 17 (1911), blz. 39-40. J. Delmelle: Prospection littéraire du Brabant-wallon, Kortrijk-Heule 1970, blz. 143-144. J. Delmelle: 'A Court-Saint-Etienne, Ie mausolé hindou', in: Brabant, vol. 23 (1971), blz. 42-47. M.H. Vanderborght en S. Richard: 'Le mausolé des comtes d' Alviella', in: Le Folklore Brabançon, nr. 241-242 (1984), blz. 479-485. Claudine Bautze-Picron: "The Goblet d' Alviella Tomb at Court-Saint-Etienne (Belgium)', in: South Asian Studies, vol. 6 (1990), blz. 157-162. Claudine Bautze-Picron: 'Les lndes de Goblet d' Alviella: Ie voyage de 1875-1876 et la confrontation avec la réalité indienne', in: Alain Dierkens (red.): Eugène Goblet d'Alviella, historien et franc-maçon, Bruxelles 1995, blz. 107-115. Guy Liagre: Graaf Eugène Goblet d' Alviella (1846-1925). Proeve van een cultuurhistorisch en religieus portret (1846-1900), onuitgegeven doctoraatverhandeling nr. 49, UFPG, 1998, blz. 415-425. Guy Liagre: 'L'inconnaissable existe. De Opperbouwmeester van het Heelal en de metafysische tendenties in de ontwikkeling van het denken van Eugène Goblet d' Alviella in de periode van 1870 tot 1885', in: Acta Macionica 10, jaarboek uitgegeven door de studieloge 'Ars Macionica' nr. 30 (2000), Reguliere Grootloge van België, blz. 372-376. C. Vandervelde: La nécropole de Bruxelles. Etude de I' architecture et de la sculpture funéraires, des symboles et des épitaphes, Inventaires, Bruxelles 1991. 28 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 GUY L.J. lIAGRE Begraafplaats (m,) (-en), plaats, terrein waar overledenen begraven worden. Kerkhof (...ven), Hof om of bij een kerk, vroeger de gewone plaats van begraving, ook in steden, nu nog wel in dorpen. Interessant te vermelden is dat dit veruit de enige ideologische materie is waarin joden de katholieken bijvallen. Ook de joodse gemeenschap pleit voor gescheiden begraafplaatsen. Roger Desmed: 'La question des cimetières et les francs-maçons bruxellois (1861-1971)', in: Problèmes de christianisme, Hommage à Jean Hadot, vol. 9, Bruxelles 1980, blz. 135-154. Br .'. Jean Michel Ghislain Funck is doctor in de rechten van de Université Libre de Bruxelles (ULB). Advocaat van 1842 tot 1877. Liberaal Kamerlid arrondissement Brussel van 11 augustus 1864 tot 8 april 1877. Hij is gemeenteraadslid en later schepen van Brussel van 1861 tot 1877. Vice-voorzitter van de raad van bestuur van de ULB van 1863 tot 1875. Br .'. Auguste Englebert Pierre Orts (7 april 1814 tot 3 november 1880), doctor in de rechten van de universiteit van Luik. Advocaat en hoogleraar aan de ULB van 1838 tot 1880. Historicus. Liberaal Kamerlid van 13 juni 1848 tot 3 november 1880. Vice-voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers in 1858-1859 en uiteindelijk minister van staat (d.i. een eretitel die wordt toegekend aan leden van een commissie van wijzen, die in zeer bijzondere politieke situaties de koning moeten adviseren) op 7 januari 1879. Gemeenteraadslid in Brussel van 1856 tot 1869. Lid van 'Les Amis du Progrès' in Brussel. J.L. de Paepe en Chr. Raindorf-Gérard: Le parlement beige /83/-/894, Bruxelles 1996, blz. 314-315 en 447. Jeffrey Tyssens en Els Witte: De vrijzinnige traditie in België, Brussel 1996, blz. 57--{j6. Joseph Mc.Cabe duidt deze ontwikkeling in zijn Biographical Dictionary of Modern Rationalists aan als een wending naar een 'rationalistic theism'. Michel Brodsky spreekt alleen van 'a vague deism' . J.Mc.Cabe: 'Gobiet d' Alviella Eugène', in: Biographical Dictionary of Modern Rationalists, Londen 1920, col. 293. Michel Brodsky: 'Eugène Goblet d' Alviella: Freemason and Statesman, Belgiums foremost freemason in the XIXth century', in: Ars Quatuor Coronatorum, 100 (1987), blz. 67--{j8. Zelf ben ik geneigd - zoals blijkt uit wat volgt - de accenten elders te leggen. Goblet d' Alviella's geestelijke evolutie heb ik beschreven in het reeds geciteerde artikel: 'L'inconnaissable existe. De Opperbouwmeester van het Heelal en de metafysische tendenties in de ontwikkeling van het denken van Eugène Goblet d' Alviella in de periode van 1870 tot 1885', in: op.cit., blz. 351-377. E. Goblet d' Alviella: Extrait du referendum organisé par la Revue Coenobium dans son Almanach de 1912 sous Ie titre de: Confessioni e Professioni di Fede, z.j., blz. 1. (Te vinden in: E. Goblet d' Alviella: Varia. Bibliothèque des sciences humaines, ULB 291.081 G 538 nr. 36.) - Vertaling: 'Wat mij betreft, ik geloof aan het bestaan van God, opgevat als een ondefinieerbare en in zichzelf onbegrijpelijke macht, maar zich manifesterend doorheen wetten waarvan de door de wetenschap verifieerbare actie poogt meer evenwicht, orde en harmonie te brengen in de blinde en ongeordende krachten die zich in het universum vermengen.' 'La maçonnerie montre qu'elle n'est pas seulement une philosophie, mais encore une religion, la religion de I'idéal...', in: Consécration du nouveau temple de la Loge Les Amis Philantropes, Rue du Persil n_ 4 à 1'0rient de Bruxelles, Bruxelles 1880, blz. 25. "Temple maçonnique rue du Persil à Bruxelles, architecte: M. Adolphe Samyn', in: L'Emulation, 9 (1884), col. 89. VG. Martiny: La société Centrale d'Architecture de Belgique depuis sa fondation (1872-1994), Bruxelles 1974, blz. 131 en n. 650. W.R. Emerson: The Over-Soul, Boston 1887, blz. 216. A. Samyn: Un essai d'application de la symbolique comparée à I'architecture funéraire, Liège 1889. (In het Algemeen Rijksarchief Brussel (ARA), dossier familie Goblet d' Alviella, T 199 nr. 108.) 'Un Tombeau Hindou à Court-Saint-Etienne', in: La Belgique insolite et mystérieuse, Readers Digest 1987, blz. 146-147.