<Desc/Clms Page number 1>
EMI1.1
"Inklemstuk voor de bevestiging van een steel van een gereedschap". gereedschap".
De huidige uitvinding heeft betrekking op bevestigingsmiddelen, waarmee aan een handgereedschap, zoals een borstel, een hark, enz.., een steel wordt bevestigd, en die toelaten om op een zeer gemakkelijke wijze, - zonder dat men over speciale vaardigheden moet beschikken, of zonder dat men bijkomende gereedschappen moet gebruiken, - een steel aan een handgereedschap te bevestigen, waarmee deze even gemakkelijk terug kan losgemaakt worden, bijvoorbeeld om aan een ander handgereedschap te bevestigen.
Dergelijke bevestigingsmiddelen zijn gekend, onder de vorm van een enkelvoudige verbinding van de steel en het handgereedschap door middel van algemeen gebruikte verbindingsvoorzieningen, zoals een schroefdraadverbinding, waarbij de steel op zijn uiteinde van uitwendige schroefdaad voorzien is, en kan vastgedraaad worden in een van inwendige schroefdraad voorziene cylindrische uitsparing in het handgereedschap. Dergelijke enkelvoudige bevestigingsmiddelen hebben het nadeel dat ze een weinig betrouwbare bevestiging verwezenlijken. Bij beschadiging of slijtage van de schroefdraad bijvoorbeeld komt de bevestiging gemakkelijk los of gaat het gereedschap tijdens het gebruik beginnen draaien ten opzichte van de steel.
Evengoed bij het stoten tijdens het gebruik tegen allerhande voorwerpen zoals plinten, meubels, stoelen, enz... kan het gebeuren dat de steel loskomt op het gereedschap.
De huidige uitvinding heeft meer in het bij zonder betrekking op bevestigingsmiddelen die een kombinatie van twee bevestigingen realiseren, enerzijds een gewone bevestiging van de steel in het handgereedschap, door een schroefdraadbevestiging als hoger beschreven of door het
<Desc/Clms Page number 2>
vastklemmen van de steel in een uitsparing in het handgereedschap of door enige andere gemakkelijk te realiseren en los te maken bevestiging van de steel in of tegen het handgereedschap, en anderzijds uit een inklemmingsbevestiging door middel van een uit elastisch materiaal bestaand klemstuk dat rond de steel zit en door middel van een inwendig conische schroefdop, die eveneens rond de steel zittend op de schroefdraad van een onderdeel dat vast met het gereedschap verbonden is, kan geschroefd worden,
waarbij het klemstuk binnen de conische wanden van die schroefdop komt te zitten, en door het vastdraaien van die schroefdop geleidelijk meer en meer door de conische wanden naar de steel wordt gedrukt, en uiteindelijk vast rond de steel gaat spannen.
Dergelijke bevestigingsmiddelen zijn gekend uit de beschrijving die ingediend werd voor de Belgische Octrooiaanvraag nr. 902. 803. In dit document worden bevestigingsmiddelen beschreven die in hoofdzaak bestaan uit een hol cylindervormig gedeelte met schroefdraad op de buitenkant van de mantel, dat een geheel vormt met het handgereedschap, en waarin het steeluiteinde kan geschoven worden, verder nog uit een elastisch vervormbaar klemstuk met de vorm van een cylindermantel, met insnijdingen in die cylindermantel die zieh volgens de aslijn uitstrekken, en tenslotte uit een cylindervormige schroefdop met conische boring die over de steel geschoven kan vastgedraaid worden met zijn inwendige schroefdraad op de uitwendige schroefdraad van het hol cylindervormig gedeelte op het handgereedschap passend,
waarbij het klemstuk vast komt te zitten tussen de steel en de binnenwand van de conische boring, en steeds vaster ertegenaan wordt gedrukt, naarmate men de schroefdop meer en meer vastschroeft, als gevolg van de coniciteit van de wand, die tegen het klemstuk drukt.
Een andere gekende uitvoeringsvorm van dergelijke bevestigingsmiddelen onderscheidt zich van de voorgaande
<Desc/Clms Page number 3>
doordat in het hol cylindrisch gedeelte van het handgereedschap schroefdraad voorzien is, alsook op het steeluiteinde, zodat een eerste verbinding van steel en gereedschap door een schroefdraadverbinding gebeurt.
Verder is in deze uitvoeringsvorm het elastisch vervormbaar klemstuk uitgevoerd als een geheel vormend met het voornoemde hol cylindrisch gedeelte langsboven vertikaal erop staand, waarbij de wanden ervan in het verlengde van de wanden van het cylindrisch gedeelte gelegen zijn, en gevormd door cylindrisch opgestelde, strippen die zich evenwijdig aan elkaar uitstrekken en met een onderlinge tussenafstand onderaan verbonden zijn tot een geheel, waarbij elke strip in radiale richting kan geplooid worden.
Verder is eveneens een schroefdop met conische boring voorzien die op de steel geschoven op de uitwendige schroefdraad van het cylindrisch hol gedeelte kan geschroefd worden, en zodoende het klemstuk tegen de steel drukt.
Een nadeel van de hoger beschreven bevestigingsmiddelen ligt in de vorm van het klemstuk.
Deze klemstukken bestaan in beide gevallen uit langs éénzelfde kant met elkaar verbonden strippen uit elastisch materiaal, in een cylindrische opstelling axiaal naast elkaar met onderlinge tussenruimtes. Bij het inklemmen worden de strippen radiaal naar elkaar toegedrukt tegen de steel waarbij die indrukking langs de kant waar die strippen niet verbonden zijn gebeurt en niet of weinig langs de andere zijde, ter hoogte van de verbinding van die strippen. Daardoor gebeurt de inklemming van de steel op die plaatsen minder goed.
Bij gebruik van een steel waarvan de diameter kleiner is dan de diameter van het klemstuk, worden de strippen slechts ter hoogte van hun vrij uiteinde tegen de steel gedrukt, terwijl naarmate men meer ter hoogte van de verbinding van de strippen komt, de steel met meer speling in het klemstuk zit, en niet of zeer
<Desc/Clms Page number 4>
gebrekkig ingeklemd wordt, temeer daar het klemvlak minimaal is en zeer snel door stoten met het gereedschap ingevreten wordt en een inkeping vormt op de steel die daardoor loskomt.
Bijgevolg zijn deze klemstukken, enkel ten volle effektief bij gebruik van stelen met een bepaalde diameter, die overeenkomt met hun binnendiameter. Bij gebruik van stelen met een kleinere diameter gebeurt de inklemming slechts plaatselijk ter hoogte van de vrije uiteinden van de strippen, terwijl de delen ervan die met speling rond de steel zitten niet radiaal toegedrukt worden maar een grillige vervorming ondergaan die het klemstuk slechts hier en daar tegen de steel aandrukken. Het gebruik van stelen met een grotere diameter is niet mogelijk.
Een ander nadeel van de vorm van de klemstukken van de hoger beschreven bevestigingsmiddelen, bestaat eruit dat de elastisch vervormbare strippen gemakkelijk afbreken, aangezien ze slechts aan een korte zijde met het klemstuk zijn verbonden.
Het doel van de uitvinding is te voorzien in een beter klemstuk voor de inkleming van een steel bij de verbinding met een handgereedschap door middel van bevestigingsmiddelen die met een schroefdop met conische boring uitgerust zijn, waarbij bij het vastdraaien van die schroefdop het bedoelde klemstuk elastisch vervormd wordt om door de conische binnenwand van die schroefdop tegen de steel gedrukt, deze steel vast te klemmen. Het doel van de uitvinding is meer in het bijzonder om te voorzien in een dergelijk klemstuk dat bij meerdere steeldiameters een ten volle effectieve inklemming realiseert, en dat minder breekbaar is.
Het voorwerp van de uitvinding is een klemstuk voor de inklemming van een steel van een handgereedschap, bij bevestiging van die steel met behulp van middelen die naast een gewone verbinding van de steel in het
<Desc/Clms Page number 5>
gereedschap, zoals door een schroefdraadverbinding, een tweede inklemmingsverbinding realiseren doordat een cylindrisch gevormd inklemstuk dat elastisch vervormbare delen heeft, rond die steel zit, en door een schroefdop met conische binnenwanden, door die conische binnenwanden, bij het vastschroeven van die schroefdop, met de elastische delen rondom tegen die steel wordt aangedrukt.
Het voorwerp van de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het bestaat uit een cylindermantel-of uit een door zijn coniciteit daarvan afwijkende vorm-waarin beurtelings vanaf de ene cirkelvormige rand en vanaf de andere cirkelvormige rand insnijdingen voozien zijn met een kleine breedte, en een zodanige lengte dat ze niet tot aan de tegenoverliggende rand doorkomen, zodat een aantal naast elkaar op het manteloppervlak gelegen zich axiaal uitstrekkende platte strippen worden gevormd, waarbij elke strip aan zijn ene korte zijde verbonden is met de strip die aan de ene kant ernaast ligt, en aan zijn ander korte zijde verbonden is met de strip die aan de ander kant ernaast ligt.
Een voordeel van de uitvinding is dat van elke twee opeenvolgende strippen van het klemstuk er een ter hoogte van zijn ene en de andere ter hoogte van zijn andere korte zijde kan verplaatst worden in axiale richting, zodat de door de strippen gevormde mantel over zijn ganse hoogte kan veranderen van diameter-zowel verkleinen als vergroten-zodat de inklemming van een steel steeds over de volle hoogte van het klemstuk gebeurt, voor verschillende mogelijke waarden van de steel diameter, zowel groter als kleiner dan de diameter van het klemstuk in onvervormde toestand.
Verdere kenmerken en voordelen van de uitvinding zullen volgen uit de hiernavolgende gedetailleerde beschrijving van een mogelijke voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een inklemstuk volgens de uitvinding
<Desc/Clms Page number 6>
en van de voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de ermee samenwerkende bevestigingsmiddelen, zonder dat de uitvinding hierdoor wordt beperkt tot deze mogelijke uitvoeringsvorm. Deze beschrijving wordt geïllustreerd aan de hand van de hierbijgevoegde figuren, waarbij
Figuur 1 een langsdoorsnede weergeeft van een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van drie volgens de richting van de steel uiteengehaalde bevestigingsmiddelen die met elkaar samenwerken om een steel aan een handgereedschap te bevestigen, en waarvan het klemstuk volgens de uitvinding in z'n voorkeurdragende uitvoeringsvorm deel uitmaakt.
Figuur 2 een langsdoorsnede weergeeft van de samengevoegde bevestigingsmiddlen uit figuur 1, waarbij het klemstuk volgens de uitvinding niet doorgesneden werd.
Figuur 3 een perspektief voorstelling weergeeft van het klemstuk volgens de uitvinding in zijn voorkeurdragende uitvoeringsvorm.
Een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een stel bevestigingsmiddelen, waaronder een klemstuk volgens de uitvinding, met het doel een steel (1) met een handgereedschap (2) te verbinden, bestaat uit een eerste stuk (3) dat cylindrisch is en waarin vanaf de bovenkant centraal een axiaal gerichte cylindrische boring (3') voorzien is die zich over een groot gedeelte van de hoogte van het stuk (3) uitstrekt, maar langs onder afgesloten blijft. Deze cylindrische boring (3') is licht conischnaar onder toe versmallend-uitgevoerd, en al dan niet voorzien van schroefdraad (3"). De zijwand van het stuk (3) gaat op een bepaalde hoogte over naar een andere buitendiameter, zodat een bovenste gedeelte van het stuk (3) een grotere buitendiameter krijgt dan het onderste gedeelte van het stuk (3).
Dit bovenste gedeelte met grotere diameter is op de buitenwand voorzien van schroefdraad (3"') over de volledige hoogte van dat
<Desc/Clms Page number 7>
gedeelte.
Het onderste gedeelte met kleinere diameter wordt in een cylindrische boring (2') in het lichaam van het handgereedschap (2) vastgemaakt zodat het een geheel vormt ermee door het te lijmen of door andere verbindingsmiddelen. Met het doel een bijkomende verzekering van deze verbinding te bekomen, is het onderste gedeelte van stuk (3) voorzien van weerhaakjes.
De steel (1) is al of niet voorzien van uitwendige schroefdraad (1') op zijn uiteinde, zodat deze in de boring (3') van stuk (3) kan vastgeschroefd worden, waarbij de schroefdraad (1') past in de schroefdraad (3"). Het is echter niet nodig dat de steel is uitgerust met schroefdraad, de steel kan evengoed zonder draadstuk ingebracht worden.
Het stel bevestigingsmiddelen bestaat verder uit een klemstuk (4), volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de uitvinding, dat bestaat uit een elastische en verende grondstof. Het klemstuk (4) volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het de vorm heeft van een cylindermantel-met open bovenzijde en onderzijde - (zie fig. 3) die eventueel conisch uitgevoerd is.
De grootste diameter van het klemstuk (4) is groter dan de diameter van de boring (3') in het stuk (3).
In de wand van het klemstuk (4) zijn, gelijkmatig over de volledige omtrek verdeeld, in axiale richting, acht of meer uitsparingen (4') voorzien. Deze uitsparingen (4') lopen vanaf een van de cirkelvormige randen-deze rand onderbrekend-tot dicht bij de andere cirkelvormige rand van het klemstuk (4). Vier of meer van deze uitsparingen (4') vertrekken vanaf de ene rand, de andere vier of meer vertrekken vanaf de andere rand, waarbij elke uitsparing die vanaf een bepaalde rand van het klemstuk (4) loopt geflankeerd wordt door twee uitsparingen die vanaf de andere rand van het klemstuk (4) lopen.
Anders gezegd, als
<Desc/Clms Page number 8>
men de volledige omtrek van de wand van het klemstuk (4) overloopt, ziet men uitsparingen (4') die achtereenvolgens van de ene, en van de andere rand vertrekken, deze randen onderbreken. Deze uitsparingen (4') hebben allemaal dezelfde vorm met een breedte die bepaald wordt door de volgens de langsrichting van het stuk (3) gelegen rechte zijden die vanaf hun open zijde-in de rand waar ze vertrekken-licht uiteenlopen tot aan hun eindigende zijde - dicht bij de andere rand. Deze eindigende zijde loopt evenwijdig met de cirkelvormige randen van het klemstuk (4).
Tenslotte bestaat het stel bevestigingsmiddelen nog uit een holle schroefdop (5) met een open bovenzijde en onderzijde. Het onderste deel van deze schroefdop (5) heeft een cylindrische wand en is inwendig voorzien van schroefdraad (5'), waarbij de binnendiameter zodanig is dat de schroefdraad (5) op het stuk (3) kan vastgeschroefd worden, waarbij uiteraard ook de schroefdraden (3"') en (5') op elkaar passen. Aansluitend op de cylindrische wand van de schroefdop (5) is een conische wand voorzien die versmalt vanaf de cylindrische wand, en eindigt met een wand die terug cylindrisch is over een kleine hoogte. De kleinste binnendiameter van de schroefdop (5) - de diameter van het laatstgenoemde cylindrische gedeelte-is daarbij groter dan de diameter van het uiteinde van de steel (1), opdat deze doorheen de schroefdop (5) zou kunnen zitten.
Bij de bevestiging van de steel (1) met het handgereedschap (2) wordt de steel (1) in de eerste plaats met zijn uiteinde in de boring (3') van het stuk (3) geschroefd, waarbij een eerste verbinding bekomen wordt tussen de steel (1) en het handgereedschap, aangezien het stuk (3) een vast geheel vormt met het handgereedschap (2).
Vervolgens wordt het klemstuk (4) op de steel geschoven, zodat het met zijn rand, met grootste diameter op de bovenrand van het stuk (3) staat. Tenslotte wordt
<Desc/Clms Page number 9>
de schroefdop (5) op de steel (1) geschoven en op het stuk (3) vastgeschroefd. Daarbij komt het klemstuk (4) eerst binnen de onderste cylindrische wanden van de schroefdop (5) te zitten, en, naarmate men die schroefdop (5) verder op het stuk (3) schroeft, komt het klemstuk (4) binnen de conische wanden van de schroefdop (5) te zitten en wordt steeds verder in radiale richting samengedrukt, tot op het ogenblik dat het klemstuk (4) tegen de steel (1) gedrukt zit door die conische wanden.
Deze inklemming van de steel (1) betekent een tweede bevestiging van de steel (1) ten opzichte van het handgereedschap (2).
De samendrukking van het klemstuk (4) gebeurt niet alleen daar waar de conische wanden van de schroefdop (5) ertegen drukken, maar over zijn volledige hoogte. Deze samendrukking gebeurt namelijk doordat de verschillende, door uitsparingen (4') van elkaar gescheiden axiaal gerichte strippen (4") radiaal naar elkaar toe worden gedrukt. Daarbij komen de twee in axiale richting gelegen zijden van elke uitsparing (4') - gevormd door twee naast elkaar gelegen strippen (4") - dichter bij elkaar ter hoogte van de korte open zijde van elke uitsparing (4').
Aangezien er evenveel uitsparingen (4') voorzien zijn die langs de ene cirkelvormige rand van klemstuk (4) uitmonden, als er uitsparingen (4') voorzien zijn die langs de andere cirkelvormige rand uitmonden, kan de hierboven beschreven samendrukking plaatsvinden ter hoogte van elke rand van het klemstuk (4), zodat de verschillende strippen (4') over hun volledige hoogte radiaal dichter of verder van elkaar kunnen komen te liggen, dan in de niet-vervormde toestand van het klemstuk (4).
Het klemstuk (4) wordt bijgevolg over zijn
EMI9.1
volledige lengte, tegen de steel (1) gedrukt, ongeacht of deze steel (1) een diameter heeft die iets groter of iets kleiner is dan de diameter van het niet-vervormde klemstuk (4). Dit geeft als gevolg dat door het klemstuk (4)
<Desc/Clms Page number 10>
volgens de uitvinding een inklemming van de steel (1) bekomen wordt (in samenwerking met de andere stukken (3) en (5) van het stel bevestigingsmiddelen) die beter is dan de inklemming die met de gekende klemstukken wordt bekomen, en die toelaat dat het stel bevestigingsmiddelen voor stelen (1) met verschillende diameters bruikbaar wordt.
De mate waarin de diamter van de steel (1) mag afwijken van de binnendiameter van het klemstuk (4) in niet-vervormde toestand is afhankelijk van de elasticiteit van het materiaal ervan en van de vorm van het klemstuk (4) zelf, waarbij de breedte van de uitsparingen (4') ter hoogte van de open zijde ervan, bepaalt hoeveel de strippen (4") naar elkaar toe kunnen gedrukt worden om de diameter van het klemstuk (4) te verkleinen.
Het spreekt vanzelf dat andere vormen van het klemstuk (4) mogelijk zijn, om tot een inklemming volgens hetzelfde principe te komen. Zo moeten de uitsparingen (4') niet noodzakelijk rechte zijden hebben of axiaal gericht zijn.
Verder is het eveneens geen noodzaak dat elke uitsparing (4') die uitmondt in de ene cirkelvormige rand van het klemstuk (4) geflankeerd wordt door twee uitsparingen (4') die uitmonden in de andere cirkelvormige rand van het klemstuk (4). Het is voldoende dat er in elke rand minstens een uitsparing uitmondt. Als deze uitparingen (4') op een andere manier in de wand van het klemstuk (4) geplaatst zijn ten opzichte van elkaar, of een andere vorm of aantal hebben, kan dit geen afbreuk doen aan het basisprincipe van het klemstuk volgens de uitvinding.
<Desc / Clms Page number 1>
EMI1.1
"Clamping piece for the attachment of a shank of a tool". tools ".
The present invention relates to fasteners, with which a handle is attached to a hand tool, such as a brush, a rake, etc., and which allow to operate in a very easy way, without having to have any special skills, or without having to use additional tools, - to attach a handle to a hand tool, with which it can be released just as easily, for example to attach to another hand tool.
Such fasteners are known in the form of a single connection of the stem and the hand tool by commonly used connecting devices, such as a threaded connection, the stem being externally threaded at its end, and may be threaded into an internally threaded provided cylindrical recess in the hand tool. Such single fasteners have the drawback that they do not provide a reliable fastening. If the screw thread is damaged or worn, for example, the fastening easily loosens or the tool starts to rotate relative to the shank during use.
Also when bumping during use against all kinds of objects such as skirting boards, furniture, chairs, etc ... it can happen that the handle comes loose on the tool.
More particularly, the present invention relates to fasteners which realize a combination of two fasteners, on the one hand an ordinary fastening of the stem in the hand tool, by a threaded fastening as described above or by the
<Desc / Clms Page number 2>
clamping the stem in a recess in the hand tool or by any other easy-to-realize and detachable mounting of the stem in or against the hand tool, and, alternatively, a clamping fastener by an elastic material clamping around the stem and can be screwed by means of an internal conical screw cap, which can also be screwed around the stem on the screw thread of a part that is firmly connected to the tool,
wherein the clamping piece comes within the conical walls of said screw cap, and by tightening said screw cap gradually pushed more and more through the conical walls towards the stem, and eventually tightens around the stem.
Such fasteners are known from the description filed for Belgian Patent Application No. 902. 803. This document describes fasteners consisting mainly of a hollow cylindrical threaded portion on the outside of the jacket, which is integral with the hand tools, into which the stem end can be slid, furthermore from an elastically deformable clamping piece in the shape of a cylinder jacket, with incisions in that cylinder jacket extending along the axis, and finally from a cylindrical screw cap with conical bore which is slid over the stem can be tightened with its internal threads fitting the external threads of the hollow cylindrical section on the hand tool,
wherein the clamping piece becomes trapped between the stem and the inner wall of the conical bore and is pressed more and more tightly against it as the screw cap is screwed more and more due to the conicity of the wall pressing against the clamping piece.
Another known embodiment of such fasteners differs from the previous one
<Desc / Clms Page number 3>
because screw thread is provided in the hollow cylindrical part of the hand tool, as well as on the shank end, so that a first connection of shank and tool is made by a screw thread connection.
Furthermore, in this embodiment, the elastically deformable clamping piece is formed as a whole with the aforementioned hollow cylindrical part standing vertically on top thereof, the walls thereof being in line with the walls of the cylindrical part, and formed by cylindrically arranged strips which extend parallel to each other and are interconnected at the bottom to form a whole, each strip being foldable in the radial direction.
Furthermore, a screw cap with conical bore is provided, which can be screwed onto the shank on the external screw thread of the cylindrical hollow part, and thus press the clamping piece against the shank.
A drawback of the above-described fastening means lies in the form of the clamping piece.
In both cases these clamping pieces consist of strips of elastic material joined together on the same side, in a cylindrical arrangement axially next to each other with mutual interspaces. When clamping, the strips are pressed radially towards each other against the stem, whereby the compression takes place along the side where those strips are not connected and little or not along the other side, at the connection of those strips. As a result, the clamping of the stem occurs less well in those places.
When using a stem whose diameter is smaller than the diameter of the clamping piece, the strips are pressed against the stem only at their free end, while the more one comes at the connection of the strips, the stem with more there is play in the clamping piece, and not or very much
<Desc / Clms Page number 4>
defective clamping, all the more since the clamping surface is minimal and is eaten very quickly by impact with the tool and forms a notch on the stem which thereby loosens.
Consequently, these clamping pieces are only fully effective when using stems of a certain diameter corresponding to their inner diameter. When using stems with a smaller diameter, the clamping only takes place locally at the free ends of the strips, while the parts thereof which are slack around the stem are not pressed radially, but undergo a capricious deformation that the clamping piece only here and there press against the stem. The use of larger diameter stems is not possible.
Another drawback of the shape of the clamping pieces of the above-described fasteners is that the elastically deformable strips break off easily, since they are connected to the clamping piece on only a short side.
The object of the invention is to provide a better clamping piece for clamping a stem at the connection with a hand tool by means of fasteners which are equipped with a screw cap with conical bore, the intended clamping piece being elastically deformed when tightening said screw cap is pressed to clamp this stem by the conical inner wall of that screw cap against the stem. The object of the invention is more particularly to provide such a clamping piece which realizes a fully effective clamping at multiple stem diameters and which is less fragile.
The object of the invention is a clamping piece for clamping a shank of a hand tool, when fastening that shank by means of means which, in addition to a normal connection of the shank in the
<Desc / Clms Page number 5>
tools, such as by a threaded connection, realize a second clamping connection by having a cylindrical shaped clamping piece that has elastically deformable parts, around that stem, and through a screw cap with conical inner walls, through those conical inner walls, when screwing that screw cap, with the elastic parts all around against that stem.
The object of the invention is characterized in that it consists of a cylinder jacket - or of a shape deviating from it by its conicity - in which incisions of one circular edge and from the other circular edge are provided with incisions of a small width, and such a length that they do not come through to the opposite edge, so that a number of axially extending flat strips located side by side on the mantle surface are formed, each strip being connected on one short side to the strip adjacent to it, and on its other short side is connected to the strip on the other side next to it.
An advantage of the invention is that of every two successive strips of the clamping piece, one can be moved in axial direction at the height of one and the other at the height of its other short side, so that the jacket formed by the strips over its entire height can change diameter-both reduce and enlarge-so that the clamping of a stem always takes place over the full height of the clamping piece, for different possible values of the stem diameter, both larger and smaller than the diameter of the clamping piece in the undeformed state.
Further features and advantages of the invention will follow from the following detailed description of a possible preferred embodiment of a clamping piece according to the invention
<Desc / Clms Page number 6>
and of the preferred embodiment of the associated fasteners, without limiting the invention to this possible embodiment. This description is illustrated with the aid of the attached figures, in which
Figure 1 shows a longitudinal section of a preferred embodiment of three stem-disassembled fasteners which cooperate with each other to attach a stem to a hand tool, and of which the inventive clamping piece forms part.
Figure 2 shows a longitudinal section of the joined fasteners of Figure 1, the clamping piece according to the invention not being cut.
Figure 3 shows a perspective representation of the clamping piece according to the invention in its preferred embodiment.
A preferred embodiment of a set of fasteners, including a clamping piece according to the invention, for the purpose of connecting a stem (1) to a hand tool (2) consists of a first piece (3) which is cylindrical and in which a central part from the top axially oriented cylindrical bore (3 ') is provided which extends over a large part of the height of the piece (3), but remains closed at the bottom. This cylindrical bore (3 ') is slightly conical downwards tapering downwards, and may or may not be threaded (3 "). The side wall of the piece (3) changes at a certain height to another outer diameter, so that an upper part of the piece (3) has a larger outer diameter than the lower part of the piece (3).
This larger diameter top section is threaded (3 "') on the outer wall over the full height of that
<Desc / Clms Page number 7>
section.
The smaller diameter lower portion is secured in a cylindrical bore (2 ') in the body of the hand tool (2) so that it integrates with it by gluing or by other connecting means. For the purpose of obtaining additional insurance for this connection, the lower part of section (3) is fitted with barbs.
The stem (1) may or may not have external threads (1 ') on its end so that it can be screwed into the bore (3') of piece (3), the threads (1 ') fitting into the threads (3 "). However, it is not necessary for the stem to be threaded, the stem can be inserted without a threaded piece.
The set of fasteners further comprises a clamping piece (4), according to a preferred embodiment of the invention, which consists of an elastic and resilient raw material. The clamping piece (4) according to the invention is characterized in that it has the shape of a cylinder jacket with open top and bottom (see fig. 3), which may be conical.
The largest diameter of the clamping piece (4) is greater than the diameter of the bore (3 ') in the piece (3).
Eight or more recesses (4 ') are provided axially in the wall of the clamping piece (4), evenly distributed over the entire circumference. These recesses (4 ') run from one of the circular edges-interrupting this edge-close to the other circular edge of the clamping piece (4). Four or more of these recesses (4 ') start from one edge, the other four or more leave from the other edge, each recess running from a certain edge of the clamping piece (4) being flanked by two recesses from the the other edge of the clamping piece (4).
In other words, if
<Desc / Clms Page number 8>
if one runs over the complete circumference of the wall of the clamping piece (4), recesses (4 ') which start successively from one edge and from the other, are seen to interrupt these edges. These recesses (4 ') all have the same shape with a width defined by the straight sides lying along the longitudinal direction of the piece (3), which slightly diverge from their open side in the edge where they leave to their end side. - close to the other edge. This terminating side is parallel to the circular edges of the clamping piece (4).
Finally, the set of fasteners still consists of a hollow screw cap (5) with an open top and bottom. The bottom part of this screw cap (5) has a cylindrical wall and is internally provided with screw thread (5 '), the inner diameter of which is such that the screw thread (5) can be screwed onto the piece (3), of course also with the screw threads (3 "') and (5') fit together. Connecting to the cylindrical wall of the screw cap (5) there is a conical wall that narrows from the cylindrical wall, and ends with a wall that is back cylindrical over a small height The smallest inner diameter of the screw cap (5) - the diameter of the latter cylindrical part - is larger than the diameter of the end of the stem (1), so that it could sit through the screw cap (5).
When attaching the stem (1) with the hand tool (2), the stem (1) is first screwed with its end into the bore (3 ') of the piece (3), whereby a first connection is obtained between the stem (1) and the hand tool, since the piece (3) forms a fixed whole with the hand tool (2).
The clamping piece (4) is then slid onto the stem so that it rests with its largest diameter rim on the top edge of the piece (3). Finally it becomes
<Desc / Clms Page number 9>
the screw cap (5) is slid onto the stem (1) and screwed onto the piece (3). The clamping piece (4) first comes to rest within the lower cylindrical walls of the screw cap (5), and as the screw cap (5) is screwed further onto the piece (3), the clamping piece (4) comes within the conical walls of the screw cap (5) and is increasingly compressed in the radial direction, until the clamping piece (4) is pressed against the stem (1) by those conical walls.
This clamping of the stem (1) means a second attachment of the stem (1) to the hand tool (2).
The compression of the clamping piece (4) occurs not only where the conical walls of the screw cap (5) press against it, but over its full height. Namely, this compression occurs because the different axially oriented strips (4 ") separated by recesses (4 ') are pressed radially towards each other. The two axially oriented sides of each recess (4") are formed by two adjacent strips (4 ") - closer together at the short open side of each recess (4").
Since as many recesses (4 ') are provided that open out along one circular edge of clamping piece (4), as there are recesses (4') open out along the other circular edge, the above-described compression can take place at any edge of the clamping piece (4), so that the different strips (4 ') can be radially closer or further apart from each other over their full height, than in the undeformed state of the clamping piece (4).
The clamping piece (4) is therefore left over
EMI9.1
full length, pressed against the stem (1), regardless of whether this stem (1) has a diameter slightly larger or slightly smaller than the diameter of the undeformed clamping piece (4). As a result, the clamping piece (4)
<Desc / Clms Page number 10>
according to the invention a clamping of the stem (1) is obtained (in cooperation with the other pieces (3) and (5) of the set of fasteners) which is better than the clamping obtained with the known clamping pieces, and which allows the set of handle fasteners (1) of different diameters becomes usable.
The extent to which the diameter of the stem (1) may deviate from the inner diameter of the clamping piece (4) in an undeformed state depends on the elasticity of its material and on the shape of the clamping piece (4) itself, the width of the recesses (4 ') at their open side determines how much the strips (4 ") can be pressed together to decrease the diameter of the clamping piece (4).
It goes without saying that other shapes of the clamping piece (4) are possible in order to obtain a clamping according to the same principle. For example, the recesses (4 ') should not necessarily have straight sides or be axially oriented.
Furthermore, it is also not necessary that each recess (4 ') opening into one circular edge of the clamping piece (4) is flanked by two recesses (4') opening into the other circular edge of the clamping piece (4). It is sufficient that at least one recess opens in each edge. If these recesses (4 ') are placed differently in the wall of the clamping piece (4) relative to each other, or have a different shape or number, this cannot affect the basic principle of the clamping piece according to the invention.