NL1015679C2 - Safety fence support for use during construction of multi-story building - Google Patents
Safety fence support for use during construction of multi-story building Download PDFInfo
- Publication number
- NL1015679C2 NL1015679C2 NL1015679A NL1015679A NL1015679C2 NL 1015679 C2 NL1015679 C2 NL 1015679C2 NL 1015679 A NL1015679 A NL 1015679A NL 1015679 A NL1015679 A NL 1015679A NL 1015679 C2 NL1015679 C2 NL 1015679C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- wall
- pole
- anchor member
- anchor
- coupling
- Prior art date
Links
Classifications
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04G—SCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
- E04G21/00—Preparing, conveying, or working-up building materials or building elements in situ; Other devices or measures for constructional work
- E04G21/32—Safety or protective measures for persons during the construction of buildings
- E04G21/3204—Safety or protective measures for persons during the construction of buildings against falling down
- E04G21/3219—Means supported by the building wall, e.g. security consoles
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Architecture (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Civil Engineering (AREA)
- Structural Engineering (AREA)
- Fencing (AREA)
Abstract
Description
Titel: Randbeveiligingssysteem voor het beveiligen van randen van een gebouwTitle: Edge protection system for protecting the edges of a building
De onderhavige uitvinding heeft in zijn algemeenheid betrekking op een randbeveiligingssysteem voor het beveiligen van randen van een gebouw.The present invention relates in general to an edge protection system for protecting the edges of a building.
Wanneer gebouwen met meerdere verdiepingen worden gebouwd, 5 waarbij de gevelmuren worden uitgevoerd als spouwmuur met een binnenmuur en een buitenmuur, is het gebruikelijk dat eerst de binnenmuur van de begane grond wordt opgebouwd, en dat dan de vloer van de eerste verdieping daarop wordt aangebracht. Dit proces van het opbouwen van een binnenmuur en het vervolgens 10 aanbrengen van een vloerplaat herhaalt zich ook voor de eventuele volgende verdiepingen. Pas in een later stadium zal de buitenmuur worden vervaardigd, bijvoorbeeld door metselen.When buildings with several floors are built, wherein the façade walls are designed as a cavity wall with an inner wall and an outer wall, it is usual that first the inner wall of the ground floor is constructed, and then the floor of the first floor is applied to it. This process of building up an inner wall and subsequently applying a floor plate is also repeated for the possible subsequent floors. The outer wall will only be manufactured at a later stage, for example by bricklaying.
Veiligheidsvoorschriften schrijven voor, dat langs de omtreksrand van een verdiepingsvloer een veiligheidshekwerk 15 moet worden aangebracht om te voorkomen dat werklui die nabij de rand van de vloer werkzaamheden moeten verrichten, over de rand vallen. Een dergelijk veiligheidshekwerk omvat staanders en door die staanders gedragen liggers.Safety regulations prescribe that a safety fence 15 must be installed along the peripheral edge of a storey floor to prevent workers who have to perform work near the edge of the floor falling over the edge. Such a safety fence comprises uprights and beams supported by said uprights.
Het is bekend om een dergelijk veiligheidshekwerk te 20 construeren door genoemde staanders neer te zetten op de verdiepingsvloer, nabij de rand daarvan. Dit heeft echter onder meer als nadeel, dat het veiligheidshekwerk in de weg staat in verband met bijvoorbeeld werkzaamheden die aan de vloer zelf moeten worden uitgevoerd.It is known to construct such a safety fence by placing said uprights on the floor near the edge thereof. However, this has, inter alia, the disadvantage that the safety fencing stands in the way of, for example, work to be carried out on the floor itself.
25 Als alternatief wordt ook voor de gevel een steiger geplaatst, welke steiger rust op de bodem. Door de steiger hoger op te bouwen dan de verdiepingsvloer kan die steiger ook fungeren als veiligheidshekwerk. Een voordeel daarbij is dan, dat dat veiligheidshekwerk zich buiten het vloeroppervlak 30 bevindt, maar toch nog dicht genoeg bij de rand van die vloer kan worden geplaatst om als veiligheidshekwerk effectief te kunnen functioneren. Een nadeel is echter, dat de steiger in de weg staat voor bijvoorbeeld werkzaamheden die aan de buiten- f o 1 ς β 7 ft 2 gevel moeten worden verricht. Een verder nadeel is, dat het opbouwen en afbreken van een steiger vrij arbeidsintensief is, hetgeen voornamelijk een nadeel is wanneer de steiger wordt gebouwd met het uitsluitende doel om te fungeren als 5 veiligheidshekwerk. Daarenboven is het een nadeel dat het veiligheidshekwerk aanwezig moet zijn gedurende de volledige tijd dat de verdiepingsvloer moet worden afgeschermd, zodat de steiger al die tijd niet inzetbaar is voor andere werkzaamheden, hetgeen correspondeert met een aanzienlijke kostenpost. 10 Het is een algemeen doel van de onderhavige uitvinding de bovengenoemde problemen op te lossen.Alternatively, a scaffolding is placed in front of the facade, which scaffolding rests on the floor. By building the scaffolding higher than the storey floor, that scaffolding can also function as a safety fence. An advantage here is that the safety fence is situated outside the floor surface 30, but can still be placed close enough to the edge of that floor to be able to function effectively as a safety fence. A disadvantage, however, is that the scaffolding stands in the way of, for example, work that must be carried out on the outer façade. A further drawback is that the construction and demolition of a scaffolding is rather labor-intensive, which is primarily a disadvantage when the scaffolding is built with the sole purpose of acting as a safety fence. In addition, it is a disadvantage that the safety railing must be present during the entire time that the storey floor must be protected, so that the scaffolding cannot be used for other activities all this time, which corresponds to a considerable cost item. It is a general object of the present invention to solve the above problems.
Meer in het bijzonder beoogt de onderhavige uitvinding een veiligheidshekwerksysteem te verschaffen dat slechts een geringe investering vergt, en dat relatief snel en eenvoudig, 15 met relatief weinig additionele handelingen, kan worden aangebracht op de locaties waar het nodig is en daarbij zo min mogelijk hinder veroorzaakt voor aan het gebouw uit te voeren werkzaamheden.More particularly, it is an object of the present invention to provide a safety fencing system that requires only a small investment, and which can be arranged relatively quickly and easily, with relatively few additional operations, at the locations where it is needed and thereby causes as little inconvenience as possible. for work to be performed on the building.
Daartoe wordt volgens de onderhavige uitvinding een anker-20 orgaan bevestigd bovenop de binnenmuur, voordat de verdiepingsvloer wordt aangebracht. Het ankerorgaan bevindt zich dan dus tussen het bovenuiteinde van de binnenmuur en het onderopper-vlak van de verdiepingsvloer, en is aldus stevig en met zekerheid bevestigd aan het gebouw. Het ankerorgaan heeft dan 25 een buiten de binnenmuur uitstekend gedeelte, waarin zich minstens één koppelgat bevindt. Het door de onderhavige uitvinding voorgestelde systeem omvat voorts een staander, die is voorzien van een koppelpen die past in het genoemde koppelgat. Met behulp van die koppelpen wordt de staander 30 simpelweg aan het uitstekende deel van het ankerorgaan bevestigd. Voor elke te bevestigen staander is een dergelijk ankerorgaan voorzien. De staanders zijn voorts voorzien van beugels voor het vasthouden van liggers, waarvoor gemakshalve gebruik gemaakt kan worden van planken, zoals de veelal toch al 35 in de bouw gebruikte steigerplanken.To this end, according to the present invention, an anchor member is fixed on top of the inner wall, before the storey floor is installed. The anchor member is then situated between the upper end of the inner wall and the lower surface of the storey floor, and is thus firmly and securely attached to the building. The anchor member then has a portion protruding outside the inner wall, in which there is at least one coupling hole. The system proposed by the present invention further comprises an upright, which is provided with a coupling pin which fits into said coupling hole. With the aid of said coupling pin, the upright 30 is simply attached to the projecting part of the anchor member. Such an anchor member is provided for each upright to be mounted. The uprights are furthermore provided with brackets for holding beams for which, for the sake of convenience, use can be made of planks, such as the scaffolding planks which are often used in the construction industry anyway.
De aldus bevestigde staanders bevinden zich op korte afstand (in de orde van enkele centimeters) buiten de omtreksrand van de verdiepingsvloer en bieden aldus een effectief veiligheidshekwerk dat het bovenoppervlak van de ' Λ 4 »“ - 3 verdiepingsvloer vrijlaat. Voorts zijn de staanders slechts gekoppeld met het bovenste gedeelte van de binnenmuur, en hinderen dus niet bij het verrichten van werkzaamheden aan de buitengevel.The uprights thus attached are located a short distance (in the order of a few centimeters) outside the peripheral edge of the floor and thus offer an effective safety fence that leaves the top surface of the 'Λ 4 »' - 3 floor. Furthermore, the uprights are only coupled to the upper part of the inner wall, and therefore do not interfere with work on the outer wall.
55
Deze en andere aspecten, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt door de hiernavolgende beschrijving van voorkeursuitvoeringsvormen van een randbeveiligingssysteem volgens de uitvinding onder 10 verwijzing naar de tekening, waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke of vergelijkbare onderdelen aanduiden, en waarin: de figuren 1A-C schematisch een dwarsdoorsnede tonen van een gedeelte van een gebouw; figuur 2 op grotere schaal schematisch een dwarsdoorsnede toont 15 van een gedeelte van een gebouw, met daaraan bevestigd een ankerorgaan en een paal van een randbeveiligingssysteem volgens de onderhavige uitvinding; figuur 3 schematisch een perspectiefaanzicht toont van een gedeelte van een paal van een randbeveiligingssysteem volgens 20 de onderhavige uitvinding; de figuren 4A en 4B schematisch respectievelijk een perspectiefaanzicht en een langsdoorsnede tonen van een uitvoeringsvorm van een ankerorgaan; figuur 4C een met figuur 4B vergelijkbare langsdoorsnede toont 25 van een variant van het ankerorgaan; de figuren 5A-B schematisch respectievelijk een bovenaanzicht en een doorsnede tonen van een andere uitvoeringsvorm van een ankerorgaan; figuur 6 schematisch een perspectiefaanzicht toont van een 30 andere uitvoeringsvorm van een ankerorgaan; figuur 7 schematisch een perspectiefaanzicht toont van weer een andere uitvoeringsvorm van een ankerorgaan; en figuur 8 schematisch een perspectiefaanzicht toont van een voorkeursuitvoeringsvorm van een paal.These and other aspects, features and advantages of the present invention will be further elucidated by the following description of preferred embodiments of an edge protection system according to the invention with reference to the drawing, in which like reference numerals indicate identical or similar parts, and in which: figures 1A -C schematically show a cross section of a part of a building; figure 2 shows on a larger scale schematically a cross-section of a part of a building, with an anchor member attached thereto and a pole of an edge protection system according to the present invention; Figure 3 schematically shows a perspective view of a portion of a pole of an edge protection system according to the present invention; figures 4A and 4B schematically show a perspective view and a longitudinal section, respectively, of an embodiment of an anchor member; figure 4C shows a longitudinal section comparable to figure 4B of a variant of the anchor member; figures 5A-B schematically show a top view and a cross-section, respectively, of another embodiment of an anchor member; figure 6 schematically shows a perspective view of another embodiment of an anchor member; Figure 7 schematically shows a perspective view of yet another embodiment of an anchor member; and figure 8 schematically shows a perspective view of a preferred embodiment of a pole.
3535
Figuur IA toont schematisch een dwarsdoorsnede van een gedeelte van een gebouw 1, waarvan een gevelmuur 2 is uitgevoerd als spouwmuur, met een buitenblad of buitenmuur 3 en een binnenblad of binnenmuur 4. De ruimte tussen de buitenmuur 0 1 3 6 / & 4 3 en de binnenmuur 4 wordt aangeduid als spouw 5. Op de binnenmuur 4 rust een verdiepingsvloer 6. De binnenmuur 4' van de volgende verdieping rust op die verdiepingsvloer 6.Figure 1A shows diagrammatically a cross-section of a part of a building 1, of which a facade wall 2 is designed as a cavity wall, with an outer leaf or outer wall 3 and an inner leaf or inner wall 4. The space between the outer wall 0 1 3 6 / & 4 3 and the inner wall 4 is referred to as a cavity 5. The inner wall 4 has a storey floor 6. The inner wall 4 'of the next floor rests on that storey floor 6.
Bij het opbouwen van een dergelijk gebouw wordt eerst de 5 binnenmuur 4 neergezet, en dan wordt daarop de verdiepingsvloer 6 neergelegd. In dit stadium van de bouw, dat schematisch is geïllustreerd in de figuren 1B en 1C, ontbreken dus de buitenmuur 3 en de binnenmuur 4' van de verdieping. Voor het beschermen van werklui die op de verdiepingsvloer 6 werkzaam-10 heden moeten verrichten, moet nu een veiligheidshekwerk bij de rand 7 van de verdiepingsvloer 6 worden aangebracht. Figuur 1B illustreert een bekend veiligheidshekwerk 10, bestaande uit staanders 11 die zijn aangebracht op de verdiepingsvloer 6, en die liggers 12 dragen. Het feit dat dit veiligheidshekwerk 10 15 op de verdiepingsvloer 6 staat, is op zich een nadeel.When constructing such a building, first the inner wall 4 is put down, and then the storey floor 6 is laid on it. At this stage of the construction, which is schematically illustrated in Figures 1B and 1C, the outer wall 3 and the inner wall 4 'of the floor are therefore missing. To protect workers who have to perform work on the floor 6, a safety fence must now be provided at the edge 7 of the floor 6. Figure 1B illustrates a known safety fence 10, consisting of uprights 11 mounted on the floor 6 and supporting beams 12. The fact that this safety fence 10 stands on the floor 6 is in itself a disadvantage.
Een alternatief hiervoor is geïllustreerd in figuur 1C, waar in plaats van het op de verdiepingsvloer 6 staande veiligheidshekwerk 10 een naast de binnenmuur 4 scaande steiger 14 is getoond, waarbij liggers 12 zijn aangebracht aan staanders 13 20 van die steiger 14. Nu is het gehele vloeroppervlak van de verdiepingsvloer 6 vrij, maar daarvoor is wel nodig dat een steiger wordt gebouwd.An alternative to this is illustrated in figure 1C, where instead of the safety fence 10 standing on the floor 6 a scaffolding 14 is scanned next to the inner wall 4, beams 12 being arranged on uprights 13 of that scaffolding 14. Now the entire floor area of floor 6 free, but it is necessary that a scaffolding is built.
Figuur 2 illustreert het principe volgens de onderhavige 25 uitvinding. In figuur 2 is de aansluiting van de verdiepingsvloer 6 op de bovenkant van de binnenmuur 4 op grotere schaal weergegeven. Op het bovenoppervlak 8 van de binnenmuur 4 is een ankerorgaan 20 bevestigd, waarvan een uitsteekgedeelte 22 uitsteekt buiten de binnenmuur 4. In dat uitsteekgedeelte 22 30 bevindt zich minstens één koppelgat 26, zoals later uitge-breider zal worden uitgelegd. Het ankerorgaan 20 is op het bovenoppervlak 8 van de binnenmuur 4 aangebracht voordat de verdiepingvloer 6 is geplaatst. Het is gebruikelijk dat op het bovenoppervlak 8 van de binnenmuur 4 een ongeveer 1 cm dikke 35 strook vilt 9 wordt aangebracht, waarop de verdiepingsvloer 6 wordt geplaatst. Deze in figuur 2 ook getoonde strook 9 is aangebracht na het aanbrengen van het ankerorgaan 20. Het ankerorgaan 20 heeft een relatief geringe verticale afmeting, in het hiernavolgende aangeduid als "dikte", in de orde van 10156/9 5 bijvoorbeeld 2 a 3 ram. Deze hoogtevariatie op het bovenvlak 8 van de binnenmuur 4 wordt gemakkelijk opgevangen door de op het bovenvlak 8 van de binnenmuur 4 en op het ankerorgaan 20 liggende viltstrook 9, die ter plaatse van het ankerorgaan 20 5 wat verder wordt ingedrukt. Het zal duidelijk zijn, dat het ankerorgaan 20 door het grote gewicht van de verdiepingsvloer 6 stevig op zijn plaats wordt gehouden op het bovenoppervlak 8 van de binnenmuur 4.Figure 2 illustrates the principle according to the present invention. Figure 2 shows the connection of the storey floor 6 to the top of the inner wall 4 on a larger scale. Attached to the upper surface 8 of the inner wall 4 is an anchor member 20, a protruding portion 22 of which protrudes outside the inner wall 4. At least one coupling hole 26 is present in said protruding portion 22, as will be explained in greater detail later. The anchor member 20 is arranged on the upper surface 8 of the inner wall 4 before the floor floor 6 is placed. It is usual for an approximately 1 cm thick felt pad 9 to be applied to the upper surface 8 of the inner wall 4, on which the floor 6 is placed. This strip 9, which is also shown in Figure 2, is arranged after the fitting of the anchor member 20. The anchor member 20 has a relatively small vertical dimension, hereinafter referred to as "thickness", of the order of 10156/9, for example 2 to 3 ram . This variation in height on the upper surface 8 of the inner wall 4 is easily absorbed by the felt strip 9 lying on the upper surface 8 of the inner wall 4 and on the anchor member 20, which strip is pressed somewhat further at the anchor member 20. It will be clear that, due to the great weight of the floor 6, the anchor member 20 is held firmly in place on the upper surface 8 of the inner wall 4.
Figuur 2 toont voorts een paal 50 die verticaal is 10 georiënteerd, en die aan een voorwand 52 is voorzien van een bevestigingshaak 53 met een naar beneden gericht uiteinde 56.Figure 2 further shows a pole 50 that is oriented vertically, and which is provided on a front wall 52 with a mounting hook 53 with an end 56 directed downwards.
De haak 53 kan gevormd zijn als een gebogen staaf met een ronde dwarsdoorsnede en een diameter van ongeveer 10 mm, maar andere diameters of vormen zijn ook mogelijk. De haak 53 is bijvoor-15 beeld door middel van lassen bevestigd aan de paal 50. Daarbij is die haak 53 op dusdanige wijze aan de voorwand 52 van de paal 50 bevestigd, dat het omgebogen uiteinde 56 in hoofdzaak evenwijdig is gericht aan de lengterichting van de paal 50, en in de richting wijst van het onderuiteinde 51 van de paal 50.The hook 53 may be formed as a curved bar with a round cross-section and a diameter of about 10 mm, but other diameters or shapes are also possible. The hook 53 is, for example, welded to the post 50 by welding. Here, the hook 53 is attached to the front wall 52 of the post 50 in such a way that the bent end 56 is oriented substantially parallel to the longitudinal direction of the pole 50, and points in the direction of the lower end 51 of the pole 50.
20 Het omlaaggerichte uiteinde 56 van de bevestigingshaak 53 dient voor koppeling met het ankerorgaan 20, en zal in het hiernavolgende ook worden aangeduid als koppelpen 56.The downwardly directed end 56 of the mounting hook 53 serves for coupling with the anchor member 20, and will hereinafter also be referred to as coupling pin 56.
De koppelpen 56 is van boven af gestoken in het koppelgat 26 van het ankerorgaan 20, zoals later uitgebreider zal worden 25 geïllustreerd. Daarbij rust de haak 53 op het lichaam van het ankerorgaan 20.The coupling pin 56 is inserted from above into the coupling hole 26 of the anchor member 20, as will be more fully illustrated later. The hook 53 herein rests on the body of the anchor member 20.
Aan de genoemde voorwand 52 van de paal 50, bij een positie dichter bij het onderuiteinde 51, is voorts een steun 54 bevestigd, bijvoorbeeld ook door middel van lassen, die bij 30 zijn vrije uiteinde bij voorkeur is voorzien van een buffer 55. Met die buffer 55 steunt de paal 50 tegen het buitenoppervlak van de binnenmuur 4, en de buffer 55 dient daarbij om beschadiging van de binnenmuur 4 zoveel mogelijk te voorkomen. De steun 54 kan in hoofdzaak horizontaal gericht zijn.Furthermore, a support 54 is attached to said front wall 52 of the post 50, at a position closer to the lower end 51, for example also by means of welding, which is preferably provided with a buffer 55 at its free end. buffer 55 supports the post 50 against the outer surface of the inner wall 4, and the buffer 55 serves to prevent damage to the inner wall 4 as much as possible. The support 54 can be oriented substantially horizontally.
35 De afmetingen van de steun 54 en de haak 53 zijn, in relatie tot de positie van het genoemde koppelgat 26 in het ankerorgaan 20, zodanig gekozen, dat de paal 50 in gemonteerde toestand, zoals geïllustreerd in figuur 2, in hoofdzaak verticaal gericht is. Eventueel kan de steun 54 een verstelbare n i ^ « i o 6 lengte hebben, bijvoorbeeld doordat de buffer 55 door middel van een schroefdraadbevestiging op het uiteinde van de steun 54 is bevestigd; in dat geval kan de totale lengte van steun 54 plus buffer 55 worden ingesteld door de buffer 55 meer of 5 minder op de steun 54 te schroeven. In het algemeen zal een dergelijke verstelmogelijkheid echter niet nodig zijn.The dimensions of the support 54 and the hook 53 are, in relation to the position of said coupling hole 26 in the anchor member 20, chosen such that the post 50 in the mounted state, as illustrated in Figure 2, is directed substantially vertically . Optionally, the support 54 may have an adjustable length, for example in that the buffer 55 is attached to the end of the support 54 by means of a threaded attachment; in that case the total length of support 54 plus buffer 55 can be adjusted by screwing the buffer 55 more or 5 less on the support 54. In general, however, such an adjustment option will not be necessary.
In figuur 2 is alleen het onderste gedeelte van de paal 50 weergegeven. Figuur 3 illustreert in perspectiefaanzicht 10 schematisch een mogelijke uitvoeringsvorm van de paal 50. Deze figuur toont dat, bij een positie hoger dan de positie van de koppelpen 56, de paal 50 is voorzien van één of meerdere beugels 60 voor het bevestigen van liggers, welke beugels 60 bij voorkeur zijn uitgevoerd met een in hoofdzaak L-vormige 15 contour, zodat een ligger, bijvoorbeeld een steigerplank, daar eenvoudig kan worden ingelegd. De beugels 60 kunnen dan zijn aangebracht op de genoemde voorwand 52, zodat zij ten opzichte van de paal 50 gericht zijn naar de verdiepingsvloer 6. Echter, bij voorkeur en zoals getoond zijn de genoemde beugels 60 bij 20 voorkeur aangebracht op de tegenoverliggende wand 57 van de paal 50. Dit heeft namelijk als voordeel, dat het opbouwen van de binnenmuur 4' van de verdieping geen hinder ondervindt van de aanwezigheid van genoemde beugels en de daarin aangebrachte liggers.In figure 2 only the lower part of the pole 50 is shown. Figure 3 schematically illustrates a possible embodiment of the pole 50 in perspective view 10. This figure shows that, at a position higher than the position of the coupling pin 56, the pole 50 is provided with one or more brackets 60 for fixing beams, which brackets 60 are preferably designed with a substantially L-shaped contour, so that a beam, for example a scaffolding board, can simply be inserted there. The brackets 60 can then be arranged on the said front wall 52, so that they are directed towards the floor floor 6 relative to the post 50. However, preferably and as shown, the said brackets 60 are preferably arranged on the opposite wall 57 of This is because the post 50 has the advantage that the construction of the inner wall 4 'of the floor is not hindered by the presence of said brackets and the beams arranged therein.
2525
De paal 50 kan een vaste lengte hebben, zodat ook genoemde beugels 60 een vaste afstand hebben tot de koppelhaak 53. Bij voorkeur echter is de lengte van de paal 50 instelbaar, zodanig dat ook de afstand tussen de koppelhaak 53 en genoemde beugels 30 60 instelbaar is. Daartoe is de paal 50 bij voorkeur, zoals geïllustreerd in figuur 3, uitgevoerd als twee telescopisch in elkaar verschuifbare paaldelen 71, 72, waarbij de steun 54 en de koppelhaak 53 zijn aangebracht op het onderste paaldeel 71, en waarbij genoemde beugels 60 zijn aangebracht op het bovenste 35 paaldeel 72. Een fixatie van een gekozen lengte kan dan eenvoudig tot stand worden gebracht indien het paaldeel met de grootste diameter, dat bij voorkeur het onderste paaldeel 71 is, is voorzien van enkele boven elkaar aangebrachte grendel-gaten 73, terwijl het andere paaldeel is voorzien van een (Π s 6 ; 7 verende grendelpal 74. Bij een gekozen lengte grijpt die grendelpal 74 in een gekozen grendelgat 73; om het bovenste paaldeel 72 los te maken, volstaat het om die grendelpal 74 terug te duwen in het gat, waarop de vergrendeling is opgeheven 5 en het bovenste paaldeel 72 axiaal kan worden verplaatst ten opzichte van het onderste paaldeel 71.The post 50 can have a fixed length, so that also said brackets 60 have a fixed distance to the coupling hook 53. Preferably, however, the length of the pole 50 is adjustable, such that also the distance between the coupling hook 53 and said brackets 60 is adjustable. is. To that end, the pole 50 is preferably, as illustrated in Figure 3, designed as two telescopic pole parts 71, 72, wherein the support 54 and the coupling hook 53 are arranged on the bottom pole part 71, and wherein said brackets 60 are arranged on upper pole part 72. A fixation of a selected length can then be easily achieved if the pole part with the largest diameter, which is preferably the lower pole part 71, is provided with a few locking holes 73 arranged one above the other, while the the other pole part is provided with a latch pawl 74 (gr s 6; 7). At a selected length, that latch pawl engages a selected latch hole 73; to release the upper pole part 72, it is sufficient to push that latch pawl 74 back into the hole on which the lock has been released and the upper pole part 72 can be axially displaced relative to the lower pole part 71.
Hoewel dergelijke beugels 61 het aanbrengen van liggers van het veiligheidshekwerk vereenvoudigen, is de aanwezigheid van dergelijke beugels geen essentie. Het is ook mogelijk om 10 liggers te bevestigen aan de palen 50 door middel van losse bevestigingsklemmen, hoewel dat meer handelingen zal vergen. Aangezien in dat geval de hoogte van een ligger ten opzichte van de verdiepingsvloer eenvoudig kan worden gekozen door de losse bevestigingsklemmen op de juiste hoogte aan te brengen, 15 is het dan niet nodig dat de paal 50 een verstelbare lengte heeft.Although such brackets 61 simplify the installation of beams of the safety fence, the presence of such brackets is not essential. It is also possible to attach 10 beams to the posts 50 by means of separate fixing clamps, although this will require more actions. Since in that case the height of a beam relative to the storey floor can easily be selected by arranging the loose fixing clamps at the correct height, it is then not necessary for the post 50 to have an adjustable length.
Figuur 3 illustreert tevens een variant voor de koppelpen 56. In plaats van een omgebogen uiteinde van een staaf 53 kan de koppelpen 56 zijn uitgevoerd als een pen die is aangebracht 20 op het onderuiteinde van een plaat 58, die op zijn beurt is bevestigd aan de voorwand 52 van het onderste paaldeel 71.Figure 3 also illustrates a variant for the coupling pin 56. Instead of a bent end of a rod 53, the coupling pin 56 can be designed as a pin mounted on the lower end of a plate 58, which in turn is attached to the front wall 52 of the lower pole part 71.
Wanneer de bouw zover gevorderd is dat de aanwezigheid van het veiligheidshekwerk niet meer noodzakelijk is, kan de paal 25 50 op eenvoudige wijze worden weggenomen uit het ankerorgaan 20, waarbij men het wegnemen van de paal 50 kan uitvoeren staand op de verdiepingsvloer 6. Het is ook mogelijk om, indien voor het construeren van de buitenmuur 3 een steiger nodig is, de palen 50 weg te nemen vanaf een dergelijke steiger.When the construction has progressed to such an extent that the presence of the safety fence is no longer necessary, the pole 50 can be easily removed from the anchor member 20, whereby removal of the pole 50 can be carried out standing on the floor 6. It is it is also possible, if a scaffolding is required for constructing the outer wall 3, to remove the posts 50 from such a scaffolding.
30 Na het wegnemen van de palen 50 hebben de op de binnenmuur 4 achterblijvende ankerorganen 20 geen functie meer. Het is echter niet nodig de ankerorganen 20 te verwijderen, omdat zij in het algemeen geen obstakel vormen voor het opbouwen van de buitenmuur 3. Immers, de breedte van de spouw 5 is doorgaans in 35 de orde van ongeveer 10 cm, terwijl de uitsteeklengte van het uitsteekgedeelte 22 waarmee het ankerorgaan 20 buiten de binnenmuur 4 uitsteekt, in de orde van ongeveer 4 cm kan zijn. Mocht men echter desondanks het uit de binnenmuur 4 stekende deel 22 van het ankerorgaan 20 beschouwen als bezwaarlijk, dan *\ ·? j *1 -.r* .· δ kan dat uitstekende deel 22 gemakkelijk naar onderen worden weggebogen, zodat dat uitstekende deel 22 een hoek van 90° maakt met het op het bovenoppervlak 8 van de binnenmuur 4 aangebrachte deel 21 van het ankerorgaan 20, en daarbij vrijwel 5 tegen het buitenoppervlak van de binnenmuur 4 aan komt te liggen. Dit ombuigen kan bijvoorbeeld tot stand worden gebracht door met een hamer één of meerdere klappen te geven boven op het uit de muur 4 stekende deel 22 van het ankerorgaan 20. Het ombuigen zal gemakkelijk gaan, juist omdat het ankerorgaan 20 10 een geringe dikte heeft.After the posts 50 have been removed, the anchor members 20 remaining on the inner wall 4 no longer have a function. However, it is not necessary to remove the anchor members 20, since they generally do not form an obstacle to the construction of the outer wall 3. After all, the width of the cavity 5 is generally of the order of about 10 cm, while the projection length of the protruding portion 22 with which the anchor member 20 protrudes outside the inner wall 4 can be in the order of approximately 4 cm. However, if the part 22 of the anchor member 20 protruding from the inner wall 4 is nevertheless regarded as objectionable, then? · that projecting part 22 can easily be bent downwards so that said projecting part 22 makes an angle of 90 ° with the part 21 of the anchor member 20 arranged on the upper surface 8 of the inner wall 4, and thereby substantially abuts the outer surface of the inner wall 4. This bending can for instance be achieved by giving one or more blows with a hammer on top of the part 22 of the anchor member 20 protruding from the wall 4. The bending will be easy, precisely because the anchor member 20 has a small thickness.
Het ankerorgaan 20 kan zijn vervaardigd van een willekeurig geschikt materiaal, bijvoorbeeld plaatstaal. Bij voorkeur is het ankerorgaan 20 elektrolytisch verzinkt, om te voorkomen dat het aan de binnenmuur 4 achterblijvende anker-15 orgaan 20 wegens roestvorming op de lange duur een probleem zou kunnen gaan vormen.The anchor member 20 can be made of any suitable material, for example sheet steel. The anchor member 20 is preferably electrolytically galvanized, in order to prevent the anchor member 20 remaining on the inner wall 4 from becoming a problem due to rust formation in the long term.
Het ankerorgaan 20 kan op diverse manieren worden vormgegeven. De figuren 4A en verder tonen verschillende 20 uitvoeringsvarianten van het ankerorgaan 20, die in het hiernavolgende van elkaar zullen worden onderscheiden door aan het verwijzingscijfer 20 een letter toe te voegen. Een eerste voorkeursuitvoeringsvorm 20A van het ankerorgaan is geïllustreerd in figuur 4A. Het ankerorgaan 20A is daarbij uitgevoerd 25 als een ankerplaat, die bijvoorbeeld een rechthoekige contour kan hebben, waarvan de lengte ongeveer 14 cm kan bedragen en de breedte in de orde van 3 a 4 cm kan zijn. De ankerplaat 20A heeft .dan een muurgedeelte 21 waarvan de lengte L21 ongeveer 10 cm kan bedragen, corresponderend met een gangbare dikte van de 30 binnenmuur 4, en heeft voorts een uitsteekgedeelte 22, waarvan de lengte L22 ongeveer 4 cm kan bedragen. In het muurgedeelte ' 21 zijn, in de getoonde uitvoeringsvorm, twee bevestigingsgaten 23 aangebracht. Het aantal bevestigingsgaten 23 kan ook groter zijn, en is minimaal gelijk aan één. In het uitsteekgedeelte 22 35 is een koppelgat 26 aangebracht, geschikt voor het ontvangen van een koppelpen 56 van een paal 50. Het koppelgat 26 heeft in een geschikte uitvoeringsvorm bijvoorbeeld een diameter van ongeveer 10 mm, en het centrum van het koppelgat 26 bevindt zich bij voorkeur minimaal op 15 mm afstand van de randen van 015679 9 het uitsteekgedeelte 22, zodat de hoeveelheid materiaal tussen het koppelgat 26 en een rand van het uitsteekgedeelte 22 minimaal 10 mm bedraagt; bij voorkeur bedraagt deze afstand minimaal 15 mm.The anchor member 20 can be designed in various ways. Figures 4A and further show different embodiments of the anchor member 20, which will be distinguished in the following by adding a letter to the reference numeral 20. A first preferred embodiment 20A of the anchor member is illustrated in Figure 4A. The anchor member 20A is in this case designed as an anchor plate, which can for instance have a rectangular contour, the length of which can be approximately 14 cm and the width can be in the order of 3 to 4 cm. The anchor plate 20A then has a wall portion 21 whose length L21 can be approximately 10 cm, corresponding to a common thickness of the inner wall 4, and furthermore has a protruding portion 22, the length of which L22 can be approximately 4 cm. In the embodiment shown, two fixing holes 23 are provided in the wall portion '21. The number of mounting holes 23 can also be larger, and is at least equal to one. Provided in the protruding portion 22 is a coupling hole 26 suitable for receiving a coupling pin 56 from a pole 50. In a suitable embodiment, the coupling hole 26 has, for example, a diameter of approximately 10 mm, and the center of the coupling hole 26 is located at preferably at least 15 mm away from the edges of the protruding part 22, so that the amount of material between the coupling hole 26 and an edge of the protruding part 22 is at least 10 mm; this distance is preferably at least 15 mm.
5 In principe is de totale lengte van de ankerplaat 20 niet kritisch. Wel verdient het voorkeur dat die lengte en de positie van het bevestigingsgat 26 zodanig zijn, dat de achterrand 28 van de ankerplaat 20 tijdens gebruik kan worden uitgelijnd met het binnenoppervlak van de binnenmuur 4. Die 10 binnenwand geldt dan als een referentie voor de bevestiging van de ankerplaat 20, waardoor wordt bereikt dat de horizontale afstand tussen het bevestigingsgat 26 en de buitenwand van de binnenmuur 4 een constante waarde heeft voor alle ankerplaten, afgestemd op de afmetingen van de haak 53 en de steun 54 van de 15 verschillende palen 50.In principle, the total length of the anchor plate 20 is not critical. It is, however, preferred that that length and the position of the fixing hole 26 be such that the rear edge 28 of the anchor plate 20 can be aligned with the inner surface of the inner wall 4 during use. That inner wall then serves as a reference for the fixing of the anchor plate 20, whereby it is achieved that the horizontal distance between the fixing hole 26 and the outer wall of the inner wall 4 has a constant value for all anchor plates, adjusted to the dimensions of the hook 53 and the support 54 of the different posts 50.
Indien het echter niet gewenst is dat de achterrand 28 van de ankerplaat 20 aan de binnenzijde van de binnenmuur zichtbaar is, is een reproduceerbare uitsteeklengte L22 ook mogelijk indien de ankerplaat 20 is voorzien van een referentieteken 29 20 dat tijdens gebruik moet worden uitgelijnd met het buitenoppervlak van de binnenmuur 4.However, if it is not desired that the rear edge 28 of the anchor plate 20 is visible on the inside of the inner wall, a reproducible overhang length L22 is also possible if the anchor plate 20 is provided with a reference mark 29 which must be aligned with the outer surface during use. of the inner wall 4.
Figuur 4B toont een langsdoorsnede van de in figuur 4A getoonde ankerplaat 20A. In deze figuur is getoond, dat het 25 koppelgat 26 kan zijn versterkt door een aan het uitsteekgedeelte 22 bevestigde versterkingsring 24, die is uitgelijnd met het koppelgat 26. Bij voorkeur is de binnendiameter van de versterkingsring 24 even groot als de diameter van het koppelgat 26 in het uitsteekgedeelte 22. De versterkingsring 24 is in 30 figuur 4B getoond aan de onderzijde van de ankerplaat 20A; de versterkingsring 24 kan echter ook zijn aangebracht op het bovenoppervlak van de ankerplaat 20. De dikte van de versterkingsring 24 kan bijvoorbeeld ongeveer 2 tot 5 mm bedragen. De versterkingsring 24 kan als een los onderdeel zijn 35 vastgemaakt aan de ankerplaat 20A, bijvoorbeeld door middel van lassen, maar kan ook als integraal onderdeel van de ankerplaat 20A zijn vervaardigd.Figure 4B shows a longitudinal section of the anchor plate 20A shown in Figure 4A. In this figure it is shown that the coupling hole 26 can be reinforced by a reinforcement ring 24 secured to the protruding part 22, which ring is aligned with the coupling hole 26. Preferably, the inner diameter of the reinforcement ring 24 is as large as the diameter of the coupling hole 26. in the protruding portion 22. The reinforcement ring 24 is shown in Figure 4B on the underside of the anchor plate 20A; however, the reinforcement ring 24 may also be provided on the upper surface of the anchor plate 20. The thickness of the reinforcement ring 24 may be, for example, about 2 to 5 mm. The reinforcement ring 24 can be attached to the anchor plate 20A as a separate part, for example by means of welding, but can also be manufactured as an integral part of the anchor plate 20A.
Het bevestigen van de ankerplaat 20A van de figuren 4A-B op het bovenoppervlak 8 van de binnenmuur 4 kan bijzonder ! 0 1 ^ Λ 7 n 10 eenvoudig plaatsvinden door middel van bevestigingsspijkers die 1 door de bevestigingsgaten 23 in de muur 4 worden geslagen. Het hiertoe benodigde gereedschap, een hamer, is bijzonder eenvoudig. Het aanbrengen van dergelijke spijkers vergt weinig 5 kracht, aangezien de binnenmuur 4 normaliter is vervaardigd van kalkzandsteen.Attaching the anchor plate 20A of figures 4A-B to the upper surface 8 of the inner wall 4 can be particularly! Can easily take place by means of fixing nails which are punched 1 through the fixing holes 23 in the wall 4. The tools required for this, a hammer, are particularly simple. The application of such nails requires little force, since the inner wall 4 is normally made of sand-lime brick.
Figuur 4C toont een langsdoorsnede van een aandere uitvoeringsvorm 20B van het ankerorgaan, die een variant is van 10 de ankerplaat 20A zoals besproken onder verwijzing naar de figuren 4A en 4B. In plaats van bevestigingsgaten 23 die gevormd kunnen zijn als een boring of een ponsgat, omvat de in figuur 4C getoonde uitvoeringsvariant 20B naar beneden gerichte uitsteeksels 27. Deze uitsteekstels 27 kunnen aan de ankerplaat 15 20B bevestigde uitsteeksels zijn, bijvoorbeeld aan het onder- oppervlak van de ankerplaat 20B vastgelaste spijkers of dergelijke, maar bij voorkeur zijn dergelijke uitsteeksels, zoals getoond, gevormd door een gedeelte van het lichaam van de ankerplaat 20B zelf los te snijden en naar onderen te buigen.Figure 4C shows a longitudinal section of another embodiment 20B of the anchor member, which is a variant of the anchor plate 20A as discussed with reference to Figures 4A and 4B. Instead of mounting holes 23 which may be formed as a bore or a punch hole, the embodiment variant 20B shown in Figure 4C comprises projections 27 directed downwards. These projections 27 may be projections attached to the anchor plate 15B, for example on the lower surface of nails or the like welded to the anchor plate 20B, but preferably such protrusions, as shown, are formed by cutting away part of the body of the anchor plate 20B itself and bending it downwards.
20 Het vastzetten van een dergelijke ankerplaat 20B op het bovenoppervlak 8 van een binnenmuur 4 kan plaatsvinden op de zelfde manier als omschreven in verband met de ankerplaat 20A, waarbij de uitsteeksels 27 dan de functie vervullen van spijkers, en men dus geen losse spijkers bij de hand hoeft te hebben.The fixing of such an anchor plate 20B on the upper surface 8 of an inner wall 4 can take place in the same way as described in connection with the anchor plate 20A, wherein the protrusions 27 then fulfill the function of nails, and thus no loose nails at the need to have a hand.
25 Weliswaar kan de bevestiging met geschikte spijkers bedrijfszekerder zijn dan de bevestiging met naar beneden uitgebogen lichaamsgedeelten 27, maar de bedrijfszekerheid van de bevestiging wordt toch in een later stadium vergroot door de op de ankerplaat 20 drukkende verdiepingsvloer 6.It is true that the fixation with suitable nails can be more reliable than the fixation with downwardly bent body parts 27, but the reliability of the fixation is nevertheless increased at a later stage by the floor 6 pressing on the anchor plate 20.
3030
Het is niet nodig dat het ankerorgaan 20 is gevormd van een vlakke plaat. Bij wijze van voorbeeld is het ook mogelijk dat het ankerorgaan 20 is gevormd van gebogen draad of staaf.It is not necessary for the anchor member 20 to be formed from a flat plate. By way of example, it is also possible that the anchor member 20 is formed from curved wire or rod.
In een mogelijke uitvoeringsvorm 20C, geïllustreerd in de 35 figuren 5A-B, is een staaf gebogen over een hoek van ongeveer 540° om aldus een oog 36 te definiëren, qua functie vergelijkbaar met het genoemde koppelgat 26, waarbij de twee van dat oog wegreikende vrije draadgedeelten 31, 32 in hoofdzaak evenwijdig met elkaar zullen lopen of een hoek met elkaar zullen maken. De 015679 11 vrije uiteinden 37 van die vrije draadgedeelten 31, 32 zijn naar één richting oitigebogen, in hoofdzaak loodrecht op het door die twee draadgedeelten 31, 32 gedefinieerde vlak, en zijn bij voorkeur voorzien van een scherpe punt, om aldus bevestigings-5 punten te vormen vergelijkbaar met de genoemde uitsteeksels 27, waarmee dat uit draad gebogen ankerorgaan 20C kan worden vastgezet in het bovenoppervlak 8 van een binnenmuur 4.In a possible embodiment 20C, illustrated in Figures 5A-B, a rod is bent through an angle of about 540 ° so as to define an eye 36, comparable in function to said coupling hole 26, the two extending away from that eye free wire portions 31, 32 will run substantially parallel to each other or will form an angle with each other. The 015679 11 free ends 37 of those free wire sections 31, 32 are curved in one direction, substantially perpendicular to the plane defined by those two wire sections 31, 32, and are preferably provided with a sharp point, so as to be fixing points. similar to said protrusions 27, with which that wire-bent anchor member 20C can be fixed in the upper surface 8 of an inner wall 4.
Figuur 6 toont een met figuur 4A vergelijkbaar aanzicht 10 van een verdere voorkeursuitvoeringsvorm 20D van een ankerplaat. Deze uitvoeringsvorm 20D heeft ook weer een muurgedeelte 21 dat bestemd is om bovenop een binnenmuur 4 te worden bevestigd en daartoe voorzien kan zijn van aangevormde uitsteeksels 27 (zie figuur 4C) of gaten 23, zoals getoond in 15 figuur 6. Evenals in figuur 4A zijn in figuur 6 slechts twee bevestigingsgaten 23 getoond, maar dat aantal is wederom niet kritisch. Voorts heeft deze uitvoeringsvorm 20D weer een uitsteekgedeelte 22 dat bestemd is om bij montage op het bovenoppervlak 8 van een binnenmuur 4 buiten die binnenmuur 4 20 uit te steken. Het belangrijkste verschil van de in figuur 6 geïllustreerde uitvoeringsvorm 20D ten opzichte van de in figuur 4A geïllustreerde uitvoeringsvorm 20A is, dat nu in het uitsteekgedeelte 22 twee bevestigingsgaten 26χ, 262 naast elkaar zijn aangebracht, waarbij een verbindingslijn die de 25 twee middelpunten van die gaten 26i, 262 met elkaar verbindt, in de praktijk in hoöfdzaak evenwijdig zal zijn gericht aan de buitenwand van de binnenmuur 4 en daartoe in hoofdzaak loodrecht is gericht op de lengterichting van de ankerplaat 20D. In een geschikte uitvoeringsvorm zijn deze twee gaten 26i, 262 elk 30 cirkelvormig en hebben zij elk een diameter van ongeveer 10 mm, terwijl hun onderlinge afstand 2 cm bedraagt, dat wil zeggen dat de hart-op-hart afstand ongeveer 3 cm bedraagt. In deze uitvoeringsvorm is de breedte van de ankerplaat 20D bij voorkeur ongeveer 6 a 7 cm.Figure 6 shows a view 10 comparable to Figure 4A of a further preferred embodiment 20D of an anchor plate. This embodiment 20D also has a wall portion 21 which is intended to be mounted on top of an inner wall 4 and can for this purpose be provided with molded protrusions 27 (see figure 4C) or holes 23, as shown in figure 6. As in figure 4A, only two mounting holes 23 are shown in Figure 6, but that number is again not critical. Furthermore, this embodiment 20D again has a protruding part 22 which is intended to protrude outside said inner wall 4 when mounted on the upper surface 8 of an inner wall 4. The main difference of the embodiment 20D illustrated in Figure 6 from the embodiment 20A illustrated in Figure 4A is that now, in the protruding portion 22, two mounting holes 26χ, 262 are arranged next to each other, a connecting line connecting the two centers of those holes 26i, 262, will in practice be oriented parallel to the outer wall of the inner wall 4 and to that end will be directed substantially perpendicularly to the longitudinal direction of the anchor plate 20D. In a suitable embodiment these two holes 26i, 262 are each circular and each have a diameter of approximately 10 mm, while their mutual distance is 2 cm, that is to say that the center-to-center distance is approximately 3 cm. In this embodiment, the width of the anchor plate 20D is preferably about 6 to 7 cm.
35 Op vergelijkbare wijze als besproken onder verwijzing naar figuur 4B in verband met de uitvoeringsvorm 20A kan elk van de koppelgaten 26^ 262 zijn voorzien van een versterkingsring 24.In a similar manner as discussed with reference to figure 4B in connection with the embodiment 20A, each of the coupling holes 26 ^ 262 can be provided with a reinforcement ring 24.
015679 12015679 12
Figuur 8 toont schematisch een perspectiefaanzicht van een onderste paaldeel 71 van een paal 50, passend bij de ankerplaat 20D van figuur 6. In figuur 8 is duidelijk weergegeven, dat dit paaldeel 71 is voorzien van twee naast elkaar geplaatste haken 5 53χ, 532» met respectieve naar beneden gerichte uiteinden of koppelpennen 5βχ, 562, waarbij de onderlinge afstand tussen de | haken 53χ, 532 correspondeert met de onderlinge afstand tussen de gaten 26χ, 262 in de ankerplaat 20D. Bij voorkeur, en zoals eveneens getoond, heeft de paal 50 een rechthoekige of 10 vierkante dwarsdoorsnede; in een geschikte uitvoeringsvorm is de paal 50 gemaakt van een standaard vierkant buisprofiel met buitenafmetingen van 50x50 mm en binnenafmetingen van 45x45 mm. Hierdoor wordt onder meer het voordeel geboden, dat de paal 50 ten minste één vlakke zijwand 52 heeft, hetgeen het naast 15 elkaar en evenwijdig aan elkaar aanbrengen van de twee haken 53χ, 532 vereenvoudigt.Figure 8 shows diagrammatically a perspective view of a lower pole part 71 of a pole 50, corresponding to the anchor plate 20D of figure 6. In figure 8 it is clearly shown that this pole part 71 is provided with two hooks 53 53, 532 placed next to each other with respective downwardly directed ends or coupling pins 5βχ, 562, the mutual distance between the | hooks 53χ, 532 corresponds to the mutual distance between the holes 26χ, 262 in the anchor plate 20D. Preferably, and as also shown, the pole 50 has a rectangular or 10 square cross section; in a suitable embodiment the post 50 is made of a standard square tubular profile with external dimensions of 50x50 mm and internal dimensions of 45x45 mm. Among other things, this offers the advantage that the post 50 has at least one flat side wall 52, which simplifies the two hooks 53χ, 532 next to each other and parallel to each other.
Zoals figuur 8 ook laat zien, hoeft de paal 50 in deze uitvoeringsvorm slechts één enkele steun 54 te hebben.As Figure 8 also shows, the pole 50 in this embodiment need only have a single support 54.
Het gebruik van de combinatie van het in figuur 8 getoonde 20 paaldeel 71 met de in figuur 6 getoonde ankerplaat 20D is gelijk aan het gebruik zoals omschreven onder verwijzing naar figuur 2, met dien verstande dat de twee koppelpennen 56χ, 562 worden geplaatst in de twee gaten 26χ, 262 van de ankerplaat 20. Om het inbrengen van de koppelpennen 56χ, 562 in de gaten 25 26χ, 262 te vereenvoudigen, hebben die koppelpennen 56χ, 562 bij voorkeur ongelijke lengte, zodat men bij het plaatsen niet de twee koppelpennen 56χ, 562 tegelijkertijd hoeft uit te lijnen met de twee gaten 26χ, 2 62 maar kan volstaan met het eerst uitlijnen van de langste koppelpen 562 met het corresponderende 30 bevestigingsgat 26, zodat die langste koppelpen 562 wordt aangebracht in het bijbehorende gat 26, en vervolgens, door het uitvoeren van een geringe rotatiebeweging rondom die geplaatste langste koppelpen 562, de kortste koppelpen 56χ te positioneren voor het bijbehorende gat 26.The use of the combination of the pole part 71 shown in Figure 8 with the anchor plate 20D shown in Figure 6 is similar to the use as described with reference to Figure 2, provided that the two coupling pins 56χ, 562 are placed in the two holes 26χ, 262 of the anchor plate 20. In order to simplify the insertion of the coupling pins 56χ, 562 into the holes 26χ, 262, those coupling pins 56χ, 562 preferably have an unequal length, so that the two coupling pins 56pen, 562 need to align at the same time with the two holes 26 62, 62 but can suffice with first aligning the longest coupling pin 562 with the corresponding mounting hole 26, so that that longest coupling pin 562 is provided in the corresponding hole 26, and then, by performing a slight rotational movement around said placed longest coupling pin 562, positioning the shortest coupling pin 56χ in front of the associated hole 26.
35 Wanneer een paal 50 met het in figuur 8 getoonde onderste paaldeel 71 eenmaal geplaatst is, zal het zijaanzicht van de constructie identiek zijn aan figuur 2. Een belangrijk voordeel dat wordt geboden door de aanwezigheid van twee naast elkaar geplaatste koppelpennen 56χ, 562 die ingrijpen in twee naastOnce a post 50 with the lower post part 71 shown in Figure 8 has been placed, the side view of the construction will be identical to Figure 2. An important advantage offered by the presence of two adjacent coupling pins 56χ, 562 which engage in two next
I ft 1 k £ ? QI ft 1 k £? Q
13 elkaar geplaatste gaten 26lf 262, is dat de geplaatste paal 50 een grotere stabiliteit heeft tegen kantelen in een richting evenwijdig aan het muuroppervlak.13 holes 26lf 262 placed together, is that the post 50 has a greater stability against tilting in a direction parallel to the wall surface.
Een verhoogde weerstand tegen kantelen kan ook worden 5 bereikt bij een paal 50 die is voorzien van slechts één koppelpen 56, bedoeld voor samenwerking met de uitvoeringsvorm van de ankerplaat 20A van figuur 4A, bijvoorbeeld door de haak 53 te voorzien van steunmiddelen die zijdelings kunnen steunen op de ankerplaat 20A. Ook wordt een grotere kantelweerstand 10 geboden indien de koppelpen 56 is aangebracht op het onder-oppervlak van een op de voorwand 52 bevestigde steunplaat 58, zoals geïllustreerd in figuur 3.An increased resistance to tilting can also be achieved with a pole 50 which is provided with only one coupling pin 56, intended for cooperation with the embodiment of the anchor plate 20A of figure 4A, for example by providing the hook 53 with support means that can support laterally on the anchor plate 20A. A greater tilting resistance 10 is also offered if the coupling pin 56 is mounted on the lower surface of a support plate 58 mounted on the front wall 52, as illustrated in Figure 3.
In een voorkeursuitvoeringsvorm kan de paal 50 ook 15 bevestigd worden aan een buitenmuur 3, om aldus een veilig- heidshekwerk te vormen rondom het dak van een gebouw 1 wanneer er werkzaamheden op het platte dak van dat gebouw moeten worden uitgevoerd. Ook in dat geval zou het veiligheidshekwerk in de weg staan wanneer het rechtstreeks op het platte dak van dat 20 gebouw zou worden geplaatst. Het is nu niet gewenst dat er voor het bevestigen van een paal gaten of dergelijke worden aangebracht in de buitenmuur 3. Een verdere uitvoeringsvariant van het ankerorgaan 20E is bruikbaar bij buitenmuren 3 die zijn gemetseld, waarbij bakstenen in horizontale lagen boven op 25 elkaar zijn gemetseld. Ten behoeve van ventilatie van de spouw 5 wordt dan in verscheidene lagen, waaronder een op korte afstand van de bovenkant van de buitenmuur gelegen laag, spouwventilatie verschaft in de vorm van open voegen tussen twee naast elkaar gelegen bakstenen. De in figuur 7 getoonde 30 uitvoeringsvorm van het ankerorgaan 20E is bestemd om te worden gekoppeld met een dergelijke open voeg. Het ankerorgaan 20E heeft dan weer een muurdeel 80 en een uitsteekgedeelte 22, waarbij het uitsteekgedeelte 22 identiek kan zijn aan het uitsteekgedeelte van de eerdere besproken uitvoeringsvormen.In a preferred embodiment, the post 50 can also be attached to an outer wall 3, so as to form a safety fence around the roof of a building 1 when work is to be performed on the flat roof of that building. In that case, too, the safety fence would stand in the way if it were placed directly on the flat roof of that building. It is now not desirable for holes or the like to be provided in the outer wall for fixing a pole. A further embodiment of the anchor member 20E can be used for outer walls 3 that have been bricked, with bricks in horizontal layers superimposed on each other. . For ventilation of the cavity 5 cavity ventilation is then provided in several layers, including a layer located a short distance from the top of the outer wall, in the form of open joints between two adjacent bricks. The embodiment of the anchor member 20E shown in Figure 7 is intended to be coupled to such an open joint. The anchor member 20E then has a wall part 80 and a protruding part 22, wherein the protruding part 22 can be identical to the protruding part of the previously discussed embodiments.
35 Het muurdeel is nu uitgevoerd als een in hoofdzaak L-vormige haak met een axiale staaf 81 waarvan de lengte correspondeert met de te verwachten dikte van de buitenmuur 3 en waarvan de breedte kleiner is dan de te verwachten breedte van de voegen. Bij het vrije uiteinde van de axiale staaf 81 is een omlaag fj \ ' v 14 gericht uitsteeksel 82 aangebracht, waarvan de lengte kleiner is dan de te verwachten hoogte van de voegen. Bij plaatsing van dit ankerorgaan 20E wordt het muurdeel 80 in een open voeg tussen twee naast elkaar gelegen bakstenen gestoken en daarna 5 omlaag gedrukt, waarbij het genoemde omlaag uitstekende uitsteeksel 82 van het muurdeel 80 achter het binnenoppervlak van de buitenmuur 3 grijpt. Dan kan, op vergelijkbare wijze als besproken, een paal 50 worden gemonteerd in het uitsteek-gedeelte 22.The wall part is now designed as a substantially L-shaped hook with an axial rod 81, the length of which corresponds to the expected thickness of the outer wall 3 and whose width is smaller than the expected width of the joints. Arranged at the free end of the axial rod 81 is a protrusion 82 directed downwards, the length of which is smaller than the expected height of the joints. When this anchor member 20E is placed, the wall part 80 is inserted into an open joint between two adjacent bricks and then pressed down, the said projecting protrusion 82 of the wall part 80 engaging behind the inner surface of the outer wall 3. Then, in a similar manner as discussed, a pole 50 can be mounted in the protruding part 22.
10 Doordat het uitsteekgedeelte 22 een grotere breedte heeft dan de voegen, kan het ankerorgaan 20E niet te ver in een voeg worden gedrukt.Because the protruding part 22 has a greater width than the joints, the anchor member 20E cannot be pressed too far into a joint.
Na gebruik kan het ankerorgaan 20E weer simpel worden verwijderd.After use, the anchor member 20E can simply be removed again.
15 Hoewel de steenlaag waarin zich dergelijke ventilatie- voegen bevinden, op relatief korte afstand onder de dakrand zullen zijn aangebracht, in de praktijk op een afstand van ongeveer 25 cm, kan het aanbrengen en weer verwijderen van deze ankerorganen in de ventilatievoegen in de praktijk worden 20 ervaren als lastig. In een verdere uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding zijn voor ingrijping in een ventilatie-voeg geschikte ankerorganen 90 derhalve bij voorkeur gefixeerd aan de palen 50,. meer in het bijzonder aan de onderste paal-delen 71 van een telescopische paal 50. Een dergelijke paal 50 25 kan nu worden gepositioneerd door een op het dak staande monteur, waarbij het ankerorgaan 90 en de paal 50 dus in één handeling worden gepositioneerd,Although the brick layer in which such ventilation joints are located will be arranged at a relatively short distance below the roof edge, in practice at a distance of approximately 25 cm, the application and removal of these anchor members in the ventilation joints can in practice be 20 experienced as difficult. In a further embodiment of the present invention, anchor members 90 suitable for engagement in a ventilation joint are therefore preferably fixed to the posts 50. more in particular to the lower post parts 71 of a telescopic post 50. Such a post 50 can now be positioned by a fitter standing on the roof, the anchor member 90 and the post 50 thus being positioned in one operation,
De in figuur 8 schematisch in perspectiefaanzicht getoonde paal 50 is voorzien van koppelpennen 56 alsmede van een 30 dergelijk ankerorgaan 90.The pole 50 shown diagrammatically in perspective view in figure 8 is provided with coupling pins 56 and with such an anchor member 90.
De haken 53 en de ankerorganen 90 zouden aan tegenover elkaar gelegen oppervlakken 52, 57 van de paal 50 bevestigd kunnen zijn. Een nadeel is dan echter, dat ten opzichte van de gemonteerde paal 50 altijd één van de bevestigingselementen 53, 35 90 naar buiten uitsteekt, dat wil zeggen van het betreffende gebouw weggericht. Bij voorkeur derhalve zijn de verschillende bevestigingselementen 53, 90 aangebracht op twee in omtreks-richting op elkaar volgende zijvlakken 52, 59 van de paal 50, dat wil zeggen zijvlakken die onderling een hoek van 90° metThe hooks 53 and the anchor members 90 could be attached to opposite surfaces 52, 57 of the post 50. However, a disadvantage is that, relative to the mounted post 50, one of the fastening elements 53, 90 always protrudes outwards, i.e. faces away from the relevant building. Preferably, therefore, the different fastening elements 53, 90 are arranged on two circumferentially adjacent side surfaces 52, 59 of the post 50, that is to say, side surfaces which are at an angle of 90 ° to each other.
0 1 ü fi ? Λ ‘ -J V / SS0 1 ü fi? Λ "-J V / SS
15 elkaar maken. In dat geval zal het niet gebruikte bevestigings-element 53, 90 ten opzichte van de paal 50 uitsteken in een richting evenwijdig aan de betreffende muur 2.15 make each other. In that case the unused fastening element 53, 90 will protrude with respect to the post 50 in a direction parallel to the relevant wall 2.
In dat geval heeft de paal 50 bij voorkeur de beschreven 5 telesopische constructie, waarbij een bovenste paaldeel 72 met vierkante contour past binnen een onderste paaldeel 71 met vierkante contour, en is een patroon van grendelgaten 73 aangebracht in elke zijwand 52, 59, 57 van het onderste paaldeel 71. Het bovenste paaldeel 72 is voorzien van een 10 enkele grendelpal 74. Zoals beschreven, kan de bovenbuis 72 dan telescopisch binnen de onderbuis 71 worden verschoven om aldus een verstelbare lengte van de paal 50 te bereiken. Daarenboven kan nu de bovenbuis 72 in vier verschillende oriëntaties worden aangebracht in de onderbuis 71, welke oriëntaties onderling 90° 15 geroteerd zijn ten opzichte van de hartlijn van de paal 50. Ongeacht welke oriëntatie de onderbuis 71 dan heeft ten opzichte van het betreffende gebouw (dat wil zeggen: of de onderbuis 71 wordt bevestigd met de koppelpennen 56 of met de ankerorganen 90), kan de bovenpijp 71 dan steeds zodanig 20 georiënteerd worden ten opzichte van het betreffende gebouw, dat de beugels 60 naar keuze naar het gebouw toe zijn gericht of daar juist van af zijn gericht.In that case, the pole 50 preferably has the described telesopic construction, wherein an upper pole part 72 with square contour fits within a lower pole part 71 with square contour, and a pattern of locking holes 73 is provided in each side wall 52, 59, 57 of the lower pole part 71. The upper pole part 72 is provided with a single locking pawl 74. As described, the upper tube 72 can then be telescopically moved within the lower tube 71 so as to achieve an adjustable length of the pole 50. In addition, the upper tube 72 can now be arranged in four different orientations in the lower tube 71, which orientations are rotated 90 ° to each other relative to the axis of the pole 50. Regardless of which orientation the lower tube 71 then has with respect to the relevant building ( that is, whether the lower tube 71 is fixed with the coupling pins 56 or with the anchor members 90, the upper pipe 71 can then always be oriented with respect to the building in question in such a way that the brackets 60 are optionally directed towards the building or are directed away from it.
Aldus verschaft de onderhavige uitvinding een rand-25 beveiligingssysteem voor het beveiligen van een randgebied van een verdiepingsvloer of een dak van een gebouw, dat kan worden bevestigd aan een bovengedeelte van een muur van dat gebouw.The present invention thus provides an edge protection system for securing an edge area of a storey floor or a roof of a building, which can be attached to an upper part of a wall of that building.
Het systeem omvat ankerorganen 20 die worden bevestigd bovenop een binnenmuur 4, en een naar buiten uitstekend gedeelte 22 30 hebben met daarin ten minste één koppelgat 56. Het systeem omvat voorts palen 50 met daaraan bevestigde koppelpennen 56, waarmee een paal kan worden opgehangen aan een ankerorgaan 20. Een ankerorgaan 20E kan ook worden aangebracht in een ventilatievoeg van een buitenmuur. De paal kan tevens zijn 35 voorzien van een gefixeerd ankerorgaan 90 voor koppeling met een ventilatievoeg van een buitenmuur.The system comprises anchor members 20 which are mounted on top of an inner wall 4, and have an outwardly protruding part 22 with at least one coupling hole 56 therein. The system furthermore comprises posts 50 with coupling pins 56 attached thereto, with which a post can be suspended from a post. anchor member 20. An anchor member 20E can also be provided in a ventilation joint of an outer wall. The pole can also be provided with a fixed anchor member 90 for coupling with a ventilation joint of an outer wall.
Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de omvang van de onderhavige uitvinding niet is beperkt tot de in het f\ f' 7 7 16 voorgaande besproken voorbeelden, maar dat diverse wijzigingen en modificaties daarvan mogelijk zijn zonder af te wijken van de omvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies.It will be clear to a person skilled in the art that the scope of the present invention is not limited to the examples discussed above, but that various modifications and modifications thereof are possible without deviating from the scope of the invention. invention as defined in the appended claims.
Claims (24)
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1015679A NL1015679C2 (en) | 2000-07-11 | 2000-07-11 | Safety fence support for use during construction of multi-story building |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1015679A NL1015679C2 (en) | 2000-07-11 | 2000-07-11 | Safety fence support for use during construction of multi-story building |
NL1015679 | 2000-07-11 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1015679C2 true NL1015679C2 (en) | 2002-01-14 |
Family
ID=19771715
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1015679A NL1015679C2 (en) | 2000-07-11 | 2000-07-11 | Safety fence support for use during construction of multi-story building |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL1015679C2 (en) |
Cited By (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO2003006764A1 (en) * | 2001-07-09 | 2003-01-23 | Mathieu Pirard | Removable handrail system for masonry work at altitude |
FR2889221A1 (en) * | 2005-07-29 | 2007-02-02 | Participations Soc Par Actions | Suspended scaffold for use in construction, has connection piece permitting to assemble its rail with rail of constitutive element to allow axial displacement of piece on entire length of element while letting free another rail of element |
BE1017137A3 (en) * | 2006-05-12 | 2008-03-04 | Appelen Kurt | Anchor for securing safety railing supports in wall, includes connectors at both ends for securing inside wall and to railing support stand |
BE1022072B1 (en) * | 2013-08-27 | 2016-02-15 | Gilbert Steel Solutions Bvba | HANDRAIL HOLDER AND METHOD FOR INSTALLING A HANDRAIL |
Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
CH677255A5 (en) * | 1988-12-23 | 1991-04-30 | Carmelo Albanese | Wall mounted formwork with safety rail - uses bent rods to secure horizontal panel with supports for safety rail to top of wall |
EP0606948A1 (en) * | 1993-01-11 | 1994-07-20 | Hein Douwinus Voskamp | Universal supporting construction |
CH685830A5 (en) * | 1993-04-22 | 1995-10-13 | Bauku Bau Kunststoff Ag | Ceiling shuttering structure with edge shuttering holder |
WO1998020215A1 (en) * | 1996-11-06 | 1998-05-14 | Bruce Roy Charlesworth | Safety rail system |
EP0877131A1 (en) * | 1997-05-05 | 1998-11-11 | SIMON GmbH & Co. KG Gerüst- und Befestigungsmodule | Arrangement for connecting scaffolds to a wall or roof border |
-
2000
- 2000-07-11 NL NL1015679A patent/NL1015679C2/en not_active IP Right Cessation
Patent Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
CH677255A5 (en) * | 1988-12-23 | 1991-04-30 | Carmelo Albanese | Wall mounted formwork with safety rail - uses bent rods to secure horizontal panel with supports for safety rail to top of wall |
EP0606948A1 (en) * | 1993-01-11 | 1994-07-20 | Hein Douwinus Voskamp | Universal supporting construction |
CH685830A5 (en) * | 1993-04-22 | 1995-10-13 | Bauku Bau Kunststoff Ag | Ceiling shuttering structure with edge shuttering holder |
WO1998020215A1 (en) * | 1996-11-06 | 1998-05-14 | Bruce Roy Charlesworth | Safety rail system |
EP0877131A1 (en) * | 1997-05-05 | 1998-11-11 | SIMON GmbH & Co. KG Gerüst- und Befestigungsmodule | Arrangement for connecting scaffolds to a wall or roof border |
Cited By (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO2003006764A1 (en) * | 2001-07-09 | 2003-01-23 | Mathieu Pirard | Removable handrail system for masonry work at altitude |
FR2889221A1 (en) * | 2005-07-29 | 2007-02-02 | Participations Soc Par Actions | Suspended scaffold for use in construction, has connection piece permitting to assemble its rail with rail of constitutive element to allow axial displacement of piece on entire length of element while letting free another rail of element |
BE1017137A3 (en) * | 2006-05-12 | 2008-03-04 | Appelen Kurt | Anchor for securing safety railing supports in wall, includes connectors at both ends for securing inside wall and to railing support stand |
BE1022072B1 (en) * | 2013-08-27 | 2016-02-15 | Gilbert Steel Solutions Bvba | HANDRAIL HOLDER AND METHOD FOR INSTALLING A HANDRAIL |
BE1023288B1 (en) * | 2013-08-27 | 2017-01-23 | Gilbert Steel Solutions Bvba | HANDRAIL HOLDER AND METHOD FOR INSTALLING A HANDRAIL |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US6003630A (en) | Unilateral scaffold system | |
JP7547047B2 (en) | Safety Rail System | |
CA2506928C (en) | A temporary guard rail support | |
US7114296B2 (en) | Temporary bracing system for insulated wall form and method | |
US20100295007A1 (en) | Safety barriers | |
US6874288B1 (en) | Concrete deck depression form system | |
US6840350B2 (en) | Adjustable scaffold and walkboard ladder holder | |
US20150275533A1 (en) | Fall Protection Guardrail | |
NL1015679C2 (en) | Safety fence support for use during construction of multi-story building | |
US5492197A (en) | Frame parts for temporary ladder | |
US6799658B2 (en) | Mobile outrigger scaffolding system | |
US5441125A (en) | Platform for temporary attachment to walls | |
EP1206611B1 (en) | Scaffolding | |
WO1998036141A1 (en) | Safety guardrail apparatus | |
BE1017137A3 (en) | Anchor for securing safety railing supports in wall, includes connectors at both ends for securing inside wall and to railing support stand | |
AU2017101328A4 (en) | Rooftop access and safety system | |
US5615751A (en) | Scaffold system used with wood panels | |
NZ336959A (en) | Scaffolding | |
JP2986430B2 (en) | Suspension scaffolding hardware and suspension scaffold for constructing buildings | |
AU2003204102B2 (en) | Temporary Flooring Support and System | |
EP3087233A1 (en) | Scaffold supporting structure, without ground support | |
CA2295679C (en) | Unilateral scaffold system | |
WO1999009275A1 (en) | Scaffolding and apparatus for use with scaffolding | |
AU2003101011A4 (en) | Scaffolding apparatus | |
NL1015286C2 (en) | Permanent fixing in outer wall of cavity wall assembly, used to support screens, platforms, etc., during building maintenance work |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
PD2B | A search report has been drawn up | ||
VD1 | Lapsed due to non-payment of the annual fee |
Effective date: 20050201 |