NL1012847C2

NL1012847C2 - Inrichting voor het bereiden van koffie.

Info

Publication number: NL1012847C2
Application number: NL1012847A
Authority: NL
Inventors: Diederik Kraan
Original assignee: Sara Lee De Nv
Priority date: 1999-08-17
Filing date: 1999-08-17
Publication date: 2001-02-20
Also published as: JP4746231B2; ATE278346T1; JP2003508103A; DE60014680T2; ES2226897T3; US20040231523A1; US7077053B2; DE60014680D1; AU6482800A; EP1209997B1; WO2001015582A1; AU781051B2; EP1209997A1; US6748850B1

Description

Titel: Inrichting voor het bereiden van koffie.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bereiden van koffie voorzien van een houder die is ingericht voor het opnemen van een uit filtermateriaal vervaardigde en met een te extraheren product gevulde pouch 5 waarbij de houder is voorzien van tenminste een uitstroom-opening en een toegangsopening voor het plaatsen van de pouch in de houder en waarbij de inrichting verder is voorzien van een deksel voor het afsluiten en weer vrijgeven van de toegangsopening en klemmiddelen voor het naar elkaar 10 toe drukken van de houder en de deksel wanneer de deksel de toegangsopening van de houder afsluit.

Een dergelijke inrichting is bekend uit de internationale octrooiaanvrage WO 94/02059. Hierbij is de inrichting, zoals in figuur 11 is getoond voorzien van 15 klemmiddelen die aangrijpen op een omtreksrand van de deksel voor het naar elkaar toedrukken van de deksel en de houder wanneer de deksel de houder afsluit. Een nadeel van de bekende inrichting is dat bij het veelvuldig openen en sluiten van de houder de betrouwbaarheid van de 20 vloeistofafdichting tussen de deksel en de houder afneemt. Wanneer in gebruik onder hoge druk heet water aan de houder wordt toegevoerd voor het bereiden van koffie, kan het derhalve voorkomen dat water uit de houder weglekt. Dit wordt veroorzaakt doordat de deksel en de houder niet goed 25 sluiten. Wanneer het water weglekt, al is het slechts in geringe mate, daalt de druk in de houder. Wanneer de druk in de houder daalt, heeft dit tot gevolg dat de kwaliteit van het verkregen koffie-extract afneemt. In het bijzonder is hiervan sprake wanneer de uitstroomopening een dusdanige 30 kleine diameter heeft dat het koffie-extract uit de uitstroomopening spuit voor het verkrijgen van koffie met een kleinbellige schuimlaag (café-crème). Wanneer de druk echter daalt, kan het voorkomen dat de snelheid waarmee van 10 i 2 8 Ί 7 2 het koffie-extract uit de uitstroomopening spuit niet voldoende is voor het bereiden van café-crème.

De uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen die een oplossing biedt voor het hierboven gestelde probleem.

5 Hierbij dient de constructie dermate betrouwbaar te zijn dat ook nadat de houder veelvuldig is gesloten en weer geopend een nog steeds betrouwbare afdichting tussen deksel en houder kan worden verkregen.

De inrichting overeenkomstig de uitvinding heeft hiertoe 10 als kenmerk dat de klemmiddelen voor het naar elkaar toedrukken van de deksel en de houder wanneer de deksel de toegangsopening van de houder afsluit aangrijpen op tenminste twee van elkaar verschillende aangrijpposities gelegen op een buitenoppervlak van de deksel, waarbij de 15 deksel verder is voorzien van een aan het buitenoppervlak van de deksel gelegen aansluiting voor de toevoer van water • aan de houder, waarbij de twee van elkaar verschillende aangrijpposities elk niet samenvallen met de positie aan het buitenoppervlak, waar zich de aansluiting bevindt en waarbij 20 de deksel over een beperkte hoek roteerbaar rond een aangrijprotatie-as met de klemmiddelen is verbonden, welke aangrijprotatie-as zich uitstrekt langs de twee van elkaar verschillende aangrijpposities. Doordat de klemmiddelen aangrijpen op tenminste twee van elkaar verschillende aan-25 grijpposities gelegen op een buitenoppervlak van de deksel, is bereikt dat de aangrijpposities elk niet behoeven samen te vallen met de positie op het buitenoppervlak waar zich de aansluiting bevindt en dat bovendien de deksel over een beperkte hoek roteerbaar rond de aangrijprotatie-as met de 30 klemmiddelen kan worden verbonden, welke aangrijprotatie-as zich uitstrekt door de twee van elkaar verschillende aangrijpposities. De aangrijpposities kunnen dan worden benut voor het beweeglijk met elkaar verbinden van de deksel en de klemmiddelen en kunnen bovendien worden benut voor het 35 naar elkaar toedrukken van de deksel en de houder, wanneer de deksel de toegangsopening van de houder dient af te sluiten. Bij voorkeur geldt derhalve dat de deksel bij de 1012847 3 twee aangrijpposities beweeglijk met de klemmiddelen is verbonden. In het bijzonder geldt dat de aansluiting zich ongeveer in het midden van het buitenoppervlak van de deksel bevindt. Op deze wijze kan op een centrale positie water aan 5 de houder worden toegevoerd. In het bijzonder geldt dat de aansluiting zich tevens ongeveer in het midden van de tenminste twee aangrijpposities bevindt. Er geldt dan dat de kracht die door de klemmiddelen op de aangrijpposities van de deksel wordt uitgeoefend wanneer de deksel de houder 10 afsluit equivalent kan zijn met een kracht die door de klemmiddelen op de houder wordt uitgeoefend op een positie die samenvalt met het midden van de deksel, waar zich bij voorkeur de aansluiting bevindt.

Dit heeft tot gevolg dat altijd een goede vloeistof-15 afdichting tussen de deksel en de houder wordt verkregen. In het bijzonder is hiertoe het buitenoppervlak althans in hoofdzaak cirkelvormig uitgevoerd.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting is de inrichting verder voorzien van een behuizing waarmee 20 de houder losmakelijk is verbonden, waarbij de klemmiddelen zijn voorzien van een rotatie-element met een eerste en tweede tegenover elkaar gelegen uiteinde, waarbij het rotatie-element nabij zijn eerste uiteinde roteerbaar rond een horizontaal gerichte eerste rotatie-as tussen een eerste 25 en tweede rotatiepositie met de behuizing is verbonden voor het in de tweede rotatiepositie afsluiten van de toegangsopening van de houder en het in de eerste rotatiepositie weer vrijgeven van de toegangsopening, waarbij de inrichting verder is voorzien van een 30 sluitinrichting voor het nabij het tweede uiteinde losmakelijk verbinden van het rotatie-element met de behuizing wanneer de deksel in de tweede rotatiepositie de toegangsopening afsluit waarbij de deksel dusdanig aan het rotatie-element is bevestigd dat in de tweede rotatiepositie 35 de rotatie-as zich langs een eerste zijde van de deksel uitstrekt en het tweede uiteinde zich aan een tegenover de eerste zijde gelegen tweede zijde van de deksel bevindt.

1012847 4

Volgens een eerste nadere uitwerking van deze uitvoeringsvorm geldt dat de eerste rotatie-as zich boven een plat vlak door de toegangsopening van de houder bevindt. Een voordeel van deze uitvoeringsvorm is dat de behuizing 5 relatief smal kan worden uitgevoerd. Hierbij kan de inrichting verder worden gekarakteriseerd in dat het door de eerste rotatie-as en het tweede uiteinde opgespannen vlak en het vlak door de opening een scherpe hoek insluiten wanneer de deksel de houder in de tweede rotatiepositie afsluit.

10 In het bijzonder is de deksel beweeglijk met het rotatie-element verbonden zodat de deksel bij het sluiten van de houder zich optimaal ten opzichte van de houder kan positioneren.

Volgens een nadere uitwerking geldt dat de aangrijp-15 rotatie-as althans nagenoeg evenwijdig loopt aan de eerste rotatie-as. Wanneer bij het sluiten van de deksel, een deel van de rand van de deksel de houder begint te raken, kan bij het verder roteren van het sluitelement rond de eerste rotatie-as de deksel tegelijkertijd over een beperkte hoek 20 rond de aangrijprotatie-as roteren. Hiermee wordt gewaarborgd dat de deksel optimaal ten opzichte van de houder wordt gepositioneerd, dat wil zeggen, dat de deksel dusdanig wordt gepositioneerd dat deze de houder vloeistofdicht afsluit. Om te garanderen dat de deksel en de houder bij het 25 sluiten van de houder elkaar in eerste instantie slechts op één punt raken, is de inrichting bij voorkeur verder voorzien van verende middelen die een dusdanige kracht op de deksel uitoefenen dat een onderzijde van de deksel ongeveer evenwijdig komt te liggen aan het door de eerste rotatie-as 30 en het tweede uiteinde opgespannen vlak door rotatie van het rotatie-element rond de aangrijprotatie-as wanneer de deksel van de houder wordt gelicht door rotatie van het rotatie-element rond de eerste rotatie-as.

Volgens een zeer voordelige uitvoeringsvorm zijn de 35 verende middelen voorzien van een flexibele slang die is bevestigd aan de deksel voor het toevoeren van heet water

jL~ t rst 4. C

5 aan de houder. De flexibele slang heeft dan een dubbel functie.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin toont: 5 Figuur 1 een dwarsdoorsnede van een eerste uitvoe ringsvorm van een inrichting overeenkomstig de uitvinding waarbij een houder is afgesloten door een deksel; figuur 2 een dwarsdoorsnede van de inrichting volgens figuur 1 waarbij een eerste stap is gezet voor het openen 10 van de houder; figuur 3 een dwarsdoorsnede van de inrichting volgens figuur 1 waarbij een tweede stap is gezet voor het openen van de houder; figuur 4 een dwarsdoorsnede van de inrichting volgens 15 figuur 1 waarbij een derde stap is gezet voor het openen van de houder; figuur 5a een dwarsdoorsnede van de inrichting volgens figuur 1 waarbij een vierde en laatste stap is gezet voor het openen van de houder; 20 figuur 5b een vooraanzicht van de inrichting van figuur 1 in de toestand volgens figuur 5a; figuur 6a een bovenaanzicht van een pouch die in de inrichting volgens figuur 1 kan worden toegepast; en figuur 6b een dwarsdoorsnede volgens het vlak A-A van 25 figuur 6a.

Aan de hand van de figuren l-5b zal thans een eerste uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding worden besproken.

De inrichting 1 voor het bereiden van koffie is voorzien 30 van een behuizing 2 die een losmakelijk met de behuizing verbonden houder 4 omvat. De houder 4 is ingericht voor het opnemen van een uit filtermateriaal vervaardigde en een met een te extraheren product zoals gemalen koffie gevulde pouch 6, zoals getoond in de figuren 6a en 6b.

35 De pouch 6 bestaat in dit voorbeeld uit een bovenvel 8 en een benedenvel 10 die elk van filtreerpapier zijn vervaardigd. Het bovenvel 8 en het benedenvel 10 zijn elk 1012817 6 schijfvormig uitgevoerd en nabij hun langsranden 12 met elkaar verbonden. Genoemde verbinding vormt een rondlopende in zichzelf gesloten sealnaad 14. De houder 4 is komvormig uitgevoerd en bestaat uit een bodem 16 en een met de bodem 5 verbonden opstaande, rondlopende zijwand 18. In de bodem 16 is een verdieping 20 aanwezig die is voorzien van tenminste één uitstroomopening 22. Aan zijn bovenzijde is de houder voorzien van een toegangsopening 24.

De behuizing 2 omvat voorts een vloeistofopvangruimte 25 10 die een uitstroomopening 26 omvat. In de vloeistofopvang-ruimte 25 is een komvormig uitgevoerd opvangreservoir 28 aanwezig (van de soort zoals omschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage nr. 10.06039). In een zijwand 31 van het opvangreservoir 28 zijn uitstroomopeningen 30 aangebracht.

15 Een bodem 33 van het opvangreservoir is van bovenaf gezien in hoofdzaak bolvormig uitgevoerd. De vloeistofopvangruimte 25 wordt in dit voorbeeld gevormd door een aan zijn bovenzijde open komvormig element 32, dat aan zijn bovenzijde dusdanig is uitgevoerd dat de houder 4 hierop 20 losmakelijk kan worden geplaatst.

De inrichting is verder voorzien van een deksel 34 voor het afsluiten en weer vrijgeven van de toegangsopening 24 van de houder. De deksel 34 is aan zijn onderzijde voorzien van een afdichtingsring 36 die in gebruik kan samenwerken 25 met de houder 4. De deksel is aan zijn bovenzijde voorzien van een aansluiting omvattende een instroomopening 38 en een buisje dat via een vloeistofleiding 40 met een inrichting 42 voor het verwarmen van heet water is verbonden. De inrichting 42 is van een op zich bekend type, zoals 30 bijvoorbeeld een heetwaterkoker, zodat een nadere toelichting op dit punt achterwege kan worden gelaten.

De inrichting omvat voorts een rotatie-element 44 met een eerste 46 en tweede 48 uiteinde die tegenover elkaar zijn gelegen. Het rotatie-element is nabij zijn eerste 35 uiteinde 46 roteerbaar rond een horizontaal gerichte eerste rotatie-as 50 met de behuizing 2 verbonden. Hierbij kan het rotatie-element rond de eerste rotatie-as 50 roteren tussen 1012847 7 een eerste (zie figuur 5) en tweede (zie figuur 1) rotatiepositie. Wanneer het rotatie-element 44 zich in de eerste rotatiepositie bevindt, wordt de toegangsopening 24 van de houder 4 vrijgegeven (zie figuur 5a). Wanneer 5 daarentegen het rotatie-element zich in de tweede rotatiepositie bevindt, wordt de houder afgesloten, dat wil zeggen, wordt de toegangsopening 24 door de deksel 34 afgesloten (zie figuur 1).

De inrichting is verder voorzien van een sluitinrichting 10 52 voor het nabij het tweede uiteinde 48 van het rotatie- element 44 losmakelijk verbinden van het rotatie-element met de behuizing 2 wanneer de deksel 34 in de tweede rotatiepositie de toegangsopening 24 afsluit (zie ook figuur 1).

Zoals in figuur 1 goed te zien is, is de deksel 34 15 dusdanig aan het rotatie-element 44 bevestigd dat in de tweede rotatiepositie de rotatie-as 50 zich langs een eerste zijde 54 van de deksel uitstrekt en het tweede uiteinde 48 zich aan een tegenover de eerste zijde gelegen tweede zijde 56 van de deksel bevindt (zie figuur 2).

20 De deksel 34 is beweeglijk met het rotatie-element 44 verbonden. Zoals goed te zien is in figuur 5b is de deksel 34 van zijn aan de bovenzijde van de deksel gelegen buitenoppervlak 100 verbonden met twee opstaande armen 102a en 102b, die zich naar boven toe uitstrekken en elk een opening 25 104a respectievelijk 104b omvatten. Door elk van de opening 104a en 104b strekt zich een arm 106a, 106b van het rotatie-element 44 uit. Deze armen zijn veel dunner dan de openingen 104a en 104b. Dit heeft tot gevolg dat de deksel beweeglijk met het rotatie-element 44 is verbonden. Voorts is het zo 30 dat de deksel over een beperkte hoek roteerbaar rond een aangrijprotatie-as 58 met het rotatie-element 44 is verbonden.

De opstaande armen 102a, 102b strekken zich vanaf posities van het buitenoppervlak 100 naar boven toe uit, 35 welke posities hierna zullen worden aangeduid als twee van elkaar verschillende aangrijpposities 108a, 108b. Deze aangrijpposities bevinden zich derhalve aan de onderzijde 1012847 8 van de opstaande armen 102a en 102b. Uit de tekening blijkt dan dat de aansluiting 39 voor de toevoer van water aan de houder, zich op een dusdanige positie bevindt dat de twee van elkaar verschillende aangrijpposities elk niet 5 samenvallen met de positie van het buitenoppervlak waar zich de aansluiting 39 bevindt. Voorts geldt dan dat het deksel over een beperkte hoek roteerbaar rond de aangrijprotatie-as 58 met de klemmiddelen, dat wil zeggen met het klemelement 44, dat de armen 106a, 106b omvat en de opstaande armen 10 102a, 102b, zijn verbonden welke aangrijprotatie-as 58 zich uitstrekt langs, dat wil zeggen in de nabijheid van de twee van elkaar verschillende aangrijpposities. Doordat de openingen 104a en 104b groter zijn dan een doorsnede van de armen 106a en 106b brengt dit met zich dat de deksel 34 15 behalve roteerbaar rond de aangrijpas 58 ook over een zekere afstand transleerbaar met het rotatie-element 44 is - verbonden. De deksel is derhalve op de twee aangrijpposities 108a en 108b beweeglijk met het rotatie-element verbonden.

De aansluiting 39 bevindt zich ongeveer in het midden van de 20 aangrijpposities 108a en 108b. Voorts geldt dat de aansluiting 39 ongeveer in het midden ligt van het buitenoppervlak van de deksel 34. Het buitenoppervlak van het deksel 34 is in dit voorbeeld cirkelvormig uitgevoerd. Ook geldt dat in dit voorbeeld een lijn door de tenminste 25 twee aangrijppunten 108a en 108b ongeveer evenwijdig is aan de eerste rotatie-as 50. Deze lijn valt ongeveer samen met de aangrijprotatie-as 58.

Karakteristiek voor de uitvoeringsvorm volgens de figuren l-5b is dat de eerste rotatie-as 50 zich boven een 30 plat vlak 60 door de toegangsopening 24 van de houder 4 bevindt (figuur 1). De eerste rotatie-as 50 is evenwijdig aan dit vlak 60. Voorts geldt dat de aangrijprotatie-as 58 althans nagenoeg evenwijdig aan de eerste rotatie-as 50 loopt. De deksel is aldus over een beperkte rotatiehoek 35 roteerbaar rond de aangrijprotatie-as met het rotatie-element 44 verbonden.

1012817 9

Zoals in figuur 1 goed te zien is, geldt dat door het door de eerste rotatie-as 50 en het tweede uiteinde 48 opgespannen vlak 64 en het vlak 60 door de toegangsopening 24 een scherpe hoek oc wordt ingesloten wanneer de deksel de 5 houder in de tweede rotatiepositie afsluit. Een snijlijn 66 van beide laatstgenoemde vlakken bevindt zich nabij het tweede uiteinde 48.

De inrichting is voorts voorzien van verende middelen 62a en 62b die een dusdanige kracht op de deksel 34 10 uitoefenen dat de deksel rond de aangrijprotatie-as 58 roteert in een richting waarbij de hoek α kleiner wordt wanneer de deksel van houder wordt gelicht door rotatie van het rotatie-element 44 rond de eerste rotatie-as 50 (zie ook figuur 5a). In dit voorbeeld omvatten de verende middelen 15 62b onder meer de flexibele leiding 40.

De inrichting is verder voorzien van klemmiddelen voor het naar elkaar toedrukken van de houder en de deksel wanneer de deksel de toegangsopening van de houder afsluit.

De klemmiddelen grijpen wanneer de deksel zich in de 20 tweede positie bevindt op tenminste twee van elkaar verschillend gelegen aangrijpposities 108a en 108b aan op het buitenoppervlak 100 van de deksel. De klemmiddelen omvatten in dit voorbeeld het rotatie-element 44 met de armen 106a, 106b en de opstaande armen 102a, 102b.

25 De werking van de inrichting in als volgt. Allereerst wordt de sluitinrichting 52 bediend zodat de deksel 34 van de houder 4 kan worden gelicht door middel van rotatie van het rotatie-element 44 rond de eerste rotatie-as 50. De hierbij ontstane situatie is getoond in figuur 5a.

30 Vervolgens wordt de pouch 6, zoals getoond in de figuren 6a en 6b in de houder 4 geplaatst. De houder 4 kan hiertoe uit de behuizing 2 worden genomen, waarna de houder 4 tezamen met de pouch 6 in de behuizing 2 wordt teruggeplaatst.

Hierna kan de deksel worden gesloten door het eerste 35 uiteinde 46 van het rotatie-element 44 naar beneden te bewegen. Hierbij roteert het rotatie-element 44 rond de eerste rotatie-as 50. De verende middelen 62a, 62b 1012847 10 bewerkstelligen dat een dusdanige kracht op de deksel wordt uitgeoefend dat een onderzijde van de deksel ongeveer evenwijdig komt te liggen aan het door de eerste rotatie-as en het tweede uiteinde opgespannen vlak door rotatie van het 5 rotatie-element rond de aangrijprotatie-as wanneer de deksel van de houder wordt gelicht door rotatie van het rotatie-element rond de eerste rotatie-as. Dit brengt met zich dat bij het sluiten de tweede zijde 56 van de deksel allereerst de houder 4 raakt. Op dat moment drukken de armen 106a, 106b 10 van het klemelement 44 nog niet op de armen 102a, 102b van de deksel. Wanneer vervolgens het tweede uiteinde 48 verder naar beneden wordt bewogen, zal langzamerhand de eerste zijde 54 van de deksel in de richting van de houder 4 worden bewogen. Hierbij zal de hoek β tussen het vlak 64 en het vlak 15 90 door de onderzijde van de deksel 34 toenemen van ongeveer 0 graden (fig. 4) tot aan de waarde van a (in fig. 1) . Ten gevolge van deze beweging is bewerkstelligd dat de deksel 34 symmetrisch op de houder 4 wordt geplaatst. Deze situatie is getoond in figuur 3.

20 Vervolgens wordt de sluitinrichting 52 bediend, met als gevolg dat het tweede uiteinde 48 van het rotatie-element 44 naar beneden wordt gedrukt. Hierdoor zullen de armen 106a, 106b in een verticaal naar beneden toe gerichte richting op de armen 102a, 102b drukken. Het gevolg is dat de deksel 34 25 op een positie die, effectief, ongeveer in het midden van het buitenoppervlak ligt van de deksel wordt aangedrukt. De kracht tussen de afdichtingsring 36 enerzijds en de houder 4 anderzijds zal dan op elk punt van de afdichtingsring ongeveer hetzelfde zijn. De vervorming van de 30 afdichtingsring zal derhalve op elk punt van de afdichtingsring eveneens ongeveer hetzelfde zijn. Dit laatste heeft weer tot gevolg dat een optimaal en betrouwbare afdichting tussen deksel en houder is verkregen. Vervolgens wordt de sluitinrichting 52 verder bediend (zie 35 figuren 1 en 2) voor het vergrendelen van het rotatie-element .

1012847 11

De sluitinrichting 52 is in dit voorbeeld voorzien van een bedieningslip 76 die nabij het tweede uiteinde 48 roteerbaar rond een rotatie-as 78 met het rotatie-element 44 is verbonden. Voorts omvat de sluitinrichting 52 een 5 sluitlip 80 die roteerbaar rond een rotatie-as 82 met de bedieningslip 76 is verbonden. In de gesloten positie, zoals getoond in figuur 1 geldt dat de rotatie-as 82 onder de rotatie-as 78 ligt, waarbij bovendien geldt dat de afstand tussen de rotatie-as 78 en de houder 4 kleiner is dan de 10 afstand tussen de rotatie-as 82 en de houder 4. Een vrij uiteinde 84 van de sluitlip 80 haakt in dit voorbeeld onder een uitsteeksel 86 van de behuizing 2. Wanneer de sluitinrichting 52 moet worden geopend, wordt een vrij uiteinde 88 van de bedieningslip 76 naar boven toe bewogen, 15 zoals is getoond in figuur 2. Hierdoor zal het vrije uiteinde 84 van de sluitlip 80 naar beneden toe bewegen (zie figuur 2), zodat het vrije uiteinde 84 van het uitsteeksel '86 kan worden losgemaakt. Deze situatie is getoond in figuur 3. Een veer 62c zorgt ervoor dat het vrije uiteinde 84 in 20 een van de behuizing 2 afgekeerde richting beweegt en aldus automatisch loskomt van het uitsteeksel 86. Deze situatie is tevens in figuur 3 getoond. Vervolgens wordt de bedieningslip 76 verder omhoog bewogen (zie figuur 4) waarbij dan de hoeken α en β kleiner worden. Hierna kan de deksel verder 25 worden geopend, zoals getoond in de figuren 5a en 5b. Voor het sluiten van de deksel worden de stappen die aan de hand van de figuren l-5b zijn besproken in tegengestelde richting doorlopen.

Opgemerkt wordt dat het voordeel van de hiervoor 30 omschreven sluitinrichting 52 is dat het openen en het sluiten van de sluitinrichting met een zeer lichte bediening van de bedieningslip 76 kunnen worden uitgevoerd. Ten gevolge van het tijdelijk naar beneden toe wegen van de sluitlip 80, wanneer de bedieningslip 76 naar boven toe 35 wordt bewogen (zie figuur 2) en het hiermee tegengestelde effect van het naar boven toe bewegen van de sluitlip 80 wanneer de bedieningslip 76 naar beneden toe wordt bewogen, 10X2847 12 wordt bereikt dat in gesloten toestand, zoals getoond in figuur 1, een stabiele situatie is verkregen. Bovendien wordt door beweging van de bedieningslip van de in figuur 2 getoonde positie naar de in figuur 1 getoonde positie het 5 rotatie-element 44 tegen de richting van de wijzers van de klok rond de rotatie-as 50 geroteerd, zodat de deksel 34 goed op de houder wordt gedrukt.

In de gesloten positie, zoals getoond in figuur 1 kan vervolgens heet water aan de leiding 40 worden toegevoerd.

10 Dit heter water wordt via de deksel 34 aan de bovenzijde van de pouch 6 toegevoerd. Dit hete water doorloopt de pouch en verzamelt zich vervolgens als koffie-extract in de verdieping 20. Vervolgens spuit het koffie-extract door de uitspuitopening 22 in het opvangreservoir 28. Het 15 opvangreservoir 28 wordt aldus gevuld met koffie-extract. Doordat het koffie-extract in de vloeistofspiegel van het opvangreservoir 28 spuit wordt een goede café-crème gevormd. Deze café-crème stroomt via de uitstroomopening 30 uit het opvangreservoir om via de uitloopopening 26 de behuizing te 20 verlaten.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor omschreven uitvoeringsvormen. Zo zijn andere uitvoeringsvormen van de sluitinrichting 52 denkbaar. Ook kunnen de houder en deksel andere vormen aannemen dan 25 getoond. De houder en de deksel kunnen bijvoorbeeld een vierkante in plaats van een ronde dwarsdoorsnede omvatten. Ook is het niet noodzakelijk dat gebruik wordt gemaakt van een opvangreservoir 28 zoals in de tekening getoond.

Dergelijke varianten worden geacht binnen het kader van 30 de uitvinding te vallen.

1012847

Claims

1. Inrichting voor het bereiden van koffie voorzien van een houder die is ingericht voor het opnemen van een uit filtermateriaal vervaardigde en met een te extraheren product gevulde pouch waarbij de houder is voorzien van 5 tenminste een uitstroomopening en een toegangsopening voor het plaatsen van de pouch in de houder en waarbij de inrichting verder is voorzien van een deksel voor het afsluiten en weer vrijgeven van de toegangsopening en klemmiddelen voor het naar elkaar toe drukken van de houder 10 en de deksel wanneer de deksel de toegangsopening van de houder afsluit, met het kenmerk, dat de klemmiddelen voor het naar elkaar toedrukken van de deksel en de houder, wanneer de deksel de toegangsopening van de houder afsluit, aangrijpen op tenminste twee van elkaar verschillende 15 aangrijpposities gelegen op een buitenoppervlak van de deksel, waarbij de deksel verder is voorzien van een aan het buitenoppervlak van de deksel gelegen aansluiting voor de toevoer van water aan de houder, waarbij de twee van elkaar verschillende aangrijpposities elk niet samenvallen met de 20 positie aan het buitenoppervlak, waar zich de aansluiting bevindt en waarbij de deksel over een beperkte hoek roteerbaar rond een aangrijprotatie-as met de klemmiddelen is verbonden, welke aangrijprotatie-as zich uitstrekt langs de twee van elkaar verschillende aangrijpposities.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de deksel bij de twee aangrijpposities beweeglijk met de klemmiddelen zijn verbonden.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de aansluiting ongeveer in het midden ligt van de 30 tenminste twee aangrijpposities.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aansluiting ongeveer in het midden ligt van het buitenoppervlak van de deksel. 10Ï2847

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het buitenoppervlak althans in hoofdzaak cirkelvormig is uitgevoerd.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met 5 het kenmerk, dat de inrichting verder is voorzien van een behuizing waarmee de houder losmakelijk is verbonden, waarbij de klemmiddelen zijn voorzien van een rotatie-element met een eerste en tweede tegenover elkaar gelegen uiteinde waarbij het rotatie-element nabij zijn eerste 10 uiteinde roteerbaar rond een horizontaal gerichte eerste rotatie-as tussen een eerste en tweede rotatiepositie met de behuizing is verbonden voor het in de tweede rotatiepositie afsluiten van de toegangsopening van de houder en het in de eerste rotatiepositie weer vrijgeven van de toegangsopening, 15 waarbij de inrichting verder is voorzien van een sluitinrichting voor het nabij het tweede uiteinde losmakelijk verbinden van het rotatie-element met de behuizing wanneer de deksel in de tweede rotatiepositie de toegangsopening afsluit waarbij de deksel dusdanig aan het 20 rotatie-element is bevestigd dat in de tweede rotatiepositie de rotatie-as zich langs een eerste zijde van de deksel uitstrekt en het tweede uiteinde zich aan een tegenover de eerste zijde gelegen tweede zijde van de deksel bevindt.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat een 25 lijn door de tenminste twee aangrijppunten ongeveer evenwijdig is aan de eerste rotatie-as.

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat de eerste rotatie-as zich boven een plat vlak door de toegangsopening van de houder bevindt.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat een onderzijde van de deksel althans in hoofdzaak beneden een door de eerste rotatie-as en het tweede uiteinde opgespannen vlak ligt wanneer de deksel de houder in de tweede rotatiepositie afsluit.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de eerste rotatie as evenwijdig is aan het vlak door de opening. 1012847

11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat het door de eerste rotatie-as en het tweede uiteinde opgespannen vlak en het vlak door de opening een scherpe hoek in sluiten wanneer de deksel de houder in de tweede 5 rotatiepositie afsluit.

12. Inrichting volgens conclusie 9, 10 of 11, met het kenmerk, dat het door de eerste rotatie-as en het tweede uiteinde opgespannen vlak en het vlak door de opening een snijlijn hebben die nabij het tweede uiteinde ligt wanneer 10 de deksel de houder in de tweede rotatiepositie afsluit.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de tweede aangrijprotatie-as met het rotatie-element is verbonden waarbij de aangrijprotatie-as althans nagenoeg evenwijdig loopt aan de eerste rotatie-as.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de inrichting verder is voorzien van verende middelen die een dusdanige kracht op de deksel uitoefenen dat een onderzijde van de deksel ongeveer evenwijdig komt te liggen aan het door de eerste rotatie-as en het tweede uiteinde 20 opgespannen vlak door rotatie van het rotatie-element rond de tweede aangrijprotatie-as wanneer de deksel van de houder wordt gelicht door rotatie van het rotatie-element rond de eerste rotatie-as.

15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de 25 verende middelen zijn voorzien van een flexibele slang die is bevestigd aan de deksel voor het toevoeren van heet water aan de houder.

16. Inrichting volgens conclusie 5, 6 of 7, met het kenmerk, dat de eerste rotatie-as zich althans nagenoeg in een plat 30 vlak door de toegangsopening van de houder bevindt.

17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat een onderzijde van de deksel althans in hoofdzaak in een door de aangrijprotatie-as en het tweede uiteinde opgespannen vlak ligt wanneer de deksel de houder afsluit.

18. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de eerste rotatie-as evenwijdig is aan het vlak door de toegangsopening. 1012847

19. Inrichting volgens conclusie 17 of 18, met het kenmerk, dat het door de aangrijprotatie-as en het tweede uiteinde opgespannen vlak en het vlak door de opening althans nagenoeg evenwijdig aan elkaar verlopen wanneer de deksel de 5 houder in de tweede rotatiepositie afsluit. 10i2S'i?