NL1012559C2

NL1012559C2 - Tilinrichting.

Info

Publication number: NL1012559C2
Application number: NL1012559A
Authority: NL
Inventors: Mattheas Robertus Scheppingen
Original assignee: Tilcentrum B V T
Priority date: 1999-07-09
Filing date: 1999-07-09
Publication date: 2001-01-19

Description

Nr. 159728 Tilinrichting.

Het octrooi heeft betrekking op een tilinrichting voor het vanuit zittende naar een in hoofdzaak staande positie 5 optillen van een mindervalide of zieke persoon, omvattende een onderstel voorzien van een verticale staander voorzien van een aangedreven hefarm waaraan middelen bevestigd zijn voor het vasthouden van de op te tillen persoon, een voetensteun en kniesteunen tussen de hefarm en de 10 voetensteun.

Een dergelijke tilinrichting waarbij de kniesteunen vast bevestigd zijn, is algemeen bekend. Hoewel een dergelijke tilinrichting naar bevrediging werkt, is er in de praktijk 15 toch een behoefte ontstaan aan een verbeterde tilinrichting.

101 2559"' 2

Het octrooi beoogt nu een tilinrichting te verschaffen die aan genoemde behoefte voldoet. Hiertoe wordt een tilinrichting van de bovenbeschreven soort gekenmerkt doordat de kniesteunen beweegbaar zijn van een positie op 5 afstand van de onderbenen of knieën van de op te tillen persoon naar een positie tegen de onderbenen of knieën.

Het octrooi is gebaseerd op het inzicht dat doordat de kniesteunen beweegbaar zijn de natuurlijke beweging bij het opstaan nagebootst wordt en aldus een verbeterde 10 tilwerking wordt verkregen.

Het octrooi heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het vanuit zittende naar een in hoofdzaak staande positie optillen van een mindervalide of zieke persoon met 15 gebruikmaking van de tilinrichting volgens één der voorgaande conclusies, omvattende het achter de rug langs en om het middel van de persoon door bevestigen van een draagband, het bevestigen van de draagband aan hefarmen, waarbij een automatische hefinrichting de hefarmen 20 activeert welke de persoon uit zitpositie omhoog en naar voren heffen, waarbij tijdens het heffen kniesteunen in beweging gezet worden naar de benen van de persoon toe en tegen de benen van de persoon aan loodrecht op de benen, waardoor tijdens het heffen de benen van de persoon 25 gestrekt worden.

Door toepassing van een genoemde kniesteunen wordt de natuurlijke beweging bij het opstaan vanuit zittende positie op zo natuurlijke manier nagebootst. Allereerst 30 wordt de patiënt namelijk in hoofdzaak omhoog getild, terwijl tegelijkertijd het bovenlichaam naar voren beweegt. Hierdoor zal de patiënt de voeten tegen de voetensteun drukken. Wanneer de patiënt enigszins opgetild 101 25 59-* -'_ 3 is zullen de kniesteunen naar de benen van de patiënt toenen tegen de benen aan bewegen waardoor een in hoofdzaak kantelende beweging over de knieën plaats vindt. Hierdoor wordt de natuurlijke beweging van de patiënt zo 5 goed mogelijk gevolgd. Het is voor een patiënt daardoor eenvoudig mee te werken. Hierdoor wordt de aandrijving van de tilinrichting minder zwaar belast. Bovendien gaat hiervan een therapeutische werking uit omdat een patiënt gestimuleerd wordt en het -zoals gezegd- voor een patiënt 10 eenvoudig is mee te helpen.

Bij voorkeur omvat de tilinrichting een op loopwielen verrijdbaar onderstel en een electrisch aangedreven hefarm met middelen voor het om het middel of onder de armen 15 vasthouden van de op te tillen persoon, waarbij de kniesteunen naar de onderbenen van de op te tillen persoon toe kunnen bewegen.

Bij voorkeur zijn de kniesteunen beweegbaar langs een 20 segment van een cirkel, waarbij de kniesteunen naar de benen van de patiënt en van boven naar beneden toe bewegen. Hierdoor wordt de natuurlijk beweging nog beter nagebootst.

25 De kniesteunen kunnen bij voorkeur middels aandrijfmiddelen naar de benen van de patiënt bewogen worden, waarbij de aandrijfmiddelen bij voorkeur gevormd worden door ten minste één electromotor of door ten minste één hydraulisch of middels gasdruk aangedreven middelen of 30 combinaties daarvan. Hierdoor is geen mechanische verbinding tussen de hefarmen en de kniesteunen nodig die kwetsbaar is en mogelijk een gevaar voor de patiënt op kunnen leveren.

1012559^ 4

De hefarmen zijn bij voorkeur verbonden met de kniesteunen middels een actuator. Hierbij kan de hefarm verbonden zijn met middelen welke aandrijfmiddelen voor de kniesteunen in 5 werking stellen. Hierdoor is een gecoördineerde afstemming mogelijk tussen de hefarmen en de kniesteunen waardoor een optimale nabootsing van de natuurlijke beweging kan ontstaan. De kniesteunen of de aandrijfmiddelen voor de kniesteunen zijn zodanig met de hefarm verbonden dat het 10 moment van in beweging komen afhankelijk is van de verticale positie van de hefarm. De hefarm is bij voorkeur verbonden met electrische middelen die de aandrijving van de kniesteunen besturen kunnen. Bij voorkeur is op de omtrek van de hefarm ten minste één nok of ten minste één 15 inkeping of ten minste één schijf voorzien van ten minste één nok of ten minste één inkeping verbonden, welke een electrische schakelaar in werking stelt welke de aandrijving van de kniesteunen in werking stelt. Tevens kan de duur van de werking van de aandrijving van de 20 kniesteunen instelbaar zijn. Hierdoor kan optimaal ingespeeld worden op het natuurlijke bewegingspatroon van een patiënt.

Volgens de werkwijze volgens het octrooi vindt de beweging 25 van de hefarmen en de kniesteunen onderling gecoördineerd plaats. De natuurlijke beweging is dan, zoals reeds vermeld, optimaal na te bootsen. De kniesteunen worden daartoe bij voorkeur in beweging gezet na een vooraf in te stellen tijd en bewegen gedurende een vooraf in te stellen 30 tijd.

Desgewenst kan de voetensteun verstelbaar zijn. Zo kan de voetensteun met de hand dan wel met behulp van 1012559* 5 aandrijfmiddelen in verschillende hoogten in te stellen zijn. Het verstellen van de voetensteun kan vóór het tillen gebeuren. Eventueel is het ook mogelijk, bijvoorbeeld wanneer de voetensteun voorzien is van 5 aandrijfmiddelen, de voetensteun te verstellen tijdens het tillen.

In de hieronder toegelichte figuren worden voorkeursuitvoeringen van de tilinrichting volgens het 10 octrooi nader toegelicht. Het moge duidelijk zijn dat de figuren dienen ter verduidelijking van het octrooi, niet ter beperking daarvan.

In figuur 1 is een voorbeeld van de tilinrichting volgens 15 het octrooi weergegeven.

In figuur 2 is een detail te zien van een voorkeursuitvoering van de kniesteunen die kunnen bewegen in de richting van de benen van de op te tillen patiënt.

In figuur 3 is een detail te zien van een mogelijke 20 uitvoeringsvorm van de middelen voor het in werking stellen van de aandrijving van de kniesteunen.

In figuur 1 is een verrijdbaar frame (1) voorzien van een verticale staander (2). De verticale staander (2) is 25 voorzien van hefarmen (3) . De hefarmen (3) worden bij voorkeur aangedreven middels een electromotor (12), eventueel voorzien van een accu of batterij. De hefarmen (3) kunnen voorzien zijn van ten minste één gasveer (5), welke aangrijpt aan de hefarmen (3) en de verticale 30 staander (2). De gasveer (5) dient om een deel dan wel het gehele gewicht van de patiënt te compenseren waardoor de electromotor (12) niet het volledige gewicht hoeft te heffen. De hefarmen (3) zijn verder voorzien van een band 101 2559»» 6 (13) die achter de rug langs en onder de armen van de patiënt door bevestigd wordt. Deze band kan middels een kliksysteem aan de hefarmen (3) bevestigd worden.

5 De verticale staander (2) is tevens voorzien van een voetensteun (6) . Deze voetesteun is desgewenst in hoogte verstelbaar. Tussen de voetensteun (6) en de hefarmen (3) bevinden zich de kniesteunen (7) , De kniesteunen (7) kunnen naar de benen van de patiënt toe bewegen. Hiertoe 10 zijn de kniesteunen (7) voorzien van middelen (8) om de kniesteunen (7) te bewegen. Bij voorkeur bestaan deze middelen (8) uit electromotoren. Deze electromotoren zijn bij een voorkeursuitvoering van de tilinrichting volgens het octrooi verbonden met de hefarmen (3) via middelen (9) 15 die de motoren (8) in werking stellen wanneer de hefarmen (3) zich in een van te voren bepaalde stand bevinden. Bij voorkeur is aan de hefarmen (3) een actuator (20) verbonden die bij een gegeven stand van de hefarmen (3) de electromotor (en) (8) van de kniesteunen (7) in werking 20 stelt. De hefarmen (3) zijn derhalve niet middels mechanische middelen met de kniesteunen verbonden.

De verticale staander (2) is bij voorkeur in hoogte verstelbaar. Dit kan eveneens middels electromotoren 25 geregeld worden. Hierbij kan de verticale staander (2) voorzien zijn van ten minste één gasveer (10) voor het compenseren van het gewicht. Eventueel kan de tilinrichting voorzien zijn van slechts één electromotor voor aandrijving van alle verstelbare onderdelen.

30

Sturing van de tilinrichting is mogelijk met behulp van de handbediening (11) door verpleegkundig personeel of de patiënt zelf.

1 0 1 2559"» 7

In figuur 2 is een voorkeursuitvoering van de kniesteunen (7) voorzien van aandrijfmiddelen (8) voor het bewegen van de kniesteunen te zien, in dit geval electromotoren. In de 5 figuur is te zien dat de kniesteunen naar de benen van de patiënt toe kunnen bewegen vanuit de met vaste lijnen weergegeven stand naar de middels stippellijnen weergegeven stand. De kniesteunen beschrijven daarbij langs een segment van een cirkel waarbij ze naar de benen 10 van de patiënt toe bewegen en van boven naar beneden.

Hierdoor blijven de voeten van de patiënt stevig op de voetensteun staan. Bij voorkeur start de aandrijving van de kniesteunen pas nadat het tillen van de patiënt begonnen is. Door de werking van de zwaartekracht zullen 15 in deze eerste fase van het tillen de voeten op de voetensteun gedrukt worden. In de tweede fase van het tillen worden tegelijkertijd de benen van de patiënt gestrekt doordat de kniesteunen naar de benen toe bewegen en daar druk tegen uitoefenen en de patiënt verder 20 omhooggetild naar een in hoofdzaak staande positie.

In figuur 3 is een voorkeursuitvoering te zien van de middelen die de aandrijving van de kniesteunen (7) in werking stellen. Op de hefarmen (3) is een schijf (20) 25 bevestigd, bij voorkeur in de nabijheid van de verticale staander, welke schijf voorzien is van een inkeping (21) . In de inkeping bevindt zich een knop (22) van een drukschakelaar (23). De drukschakelaar (23) regelt middels de draad (9) de werking van de aandrijfmiddelen van de 30 kniesteunen (7) . Wanneer de hefarmen zich nu naar boven bewegen zal vanaf een zekere positie de knop van de drukschakelaar loskomen en zal de werking van de electromotoren die de kniesteunen bewegen in gang gezet 101 25 5 9 ’ 8 worden. Wanneer de hefarmen verder omhoog gegaan zijn zal de schakelaar weer ingedrukt worden en de aandrijving van de kniesteunen stoppen. Hierdoor is de werking van de aandrijfmiddelen nauwkeurig in te stellen en de 5 natuurlijke beweging van het opstaan optimaal na te bootsen.

Het is natuurlijk ook mogelijk de werking van de aandrijving van de kniesteunen op een andere wijze in gang 10 te zetten. De meest eenvoudige variaties zijn om de hefarmen te voorzien van nokken die een schakelaar in werking stellen. Het is echter ook mogelijk om gebruik te maken van bijvoorbeeld optische signalen.

15 1 012559*

Claims

1. Tilinrichting voor het vanuit zittende naar een in hoofdzaak staande positie optillen van een mindervalide 5 of zieke persoon, omvattende een onderstel voorzien van een verticale staander voorzien van een aangedreven hefarm waaraan middelen bevestigd zijn voor het vasthouden van de op te tillen persoon, een voetensteun en kniesteunen tussen de hefarm en de voetensteun, met 10 het kenmerk, dat de kniesteunen beweegbaar zijn van een positie op afstand van de onderbenen of knieën van de op te tillen persoon naar een positie tegen de onderbenen of knieën.

2. Tilinrichting volgens conclusie 1, omvattende een op loopwielen verrijdbaar onderstel en een electrisch aangedreven hefarm met middelen voor het om het middel vasthouden van de op te tillen persoon, waarbij de kniesteunen naar de onderbenen van de op te tillen 20 persoon toe kunnen bewegen.

3. Tilinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de kniesteunen beweegbaar zijn langs een segment van een cirkel, waarbij de kniesteunen naar de 25 benen van de patiënt en van boven naar beneden toe bewegen.

4. Tilinrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de kniesteunen middels aandrij fmiddelen 1012559^ naar de benen van de patiënt bewogen kunnen worden.

5. Tilinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de aandrij fmiddelen gevormd worden door ten minste één 5 electromotor of door ten minste één hydraulisch of middels gasdruk aangedreven middelen of combinaties daarvan.

6. Tilinrichting volgens één of meer der voorgaande 10 conclusies, met het kenmerk, dat de hefarm verbonden is met de kniesteunen middels een actuator.

7. Tilinrichting volgens conclusie 1-5, met het kenmerk, dat de hefarm verbonden is met middelen die 15 aandrijfmiddelen voor de kniesteunen in werking stellen.

8. Tilinrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de kniesteunen of de 20 aandri j fmiddelen voor de kniesteunen zodanig met de hefarm verbonden zijn dat het moment van in beweging komen afhankelijk is van de verticale positie van de hefarm.

9. Tilinrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hefarm verbonden is met electrische middelen die de aandrijving van de kniesteunen besturen kunnen.

10. Tilinrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat op de omtrek van de hefarm ten minste één nok of ten minste één inkeping of ten minste één schijf voorzien van ten minste één nok 101 25 59·* of ten minste één inkeping verbonden is welke een electrische schakelaar in werking stelt welke de aandrijving van de kniesteunen in werking stelt.

11. Tilinrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de duur van de werking van de aandrijving van de kniesteunen instelbaar is.

12. Werkwijze voor het vanuit zittende naar een in hoofdzaak staande positie optillen van een mindervalide of zieke persoon met gebruikmaking van de tilinrichting volgens één der voorgaande conclusies, omvattende het achter de rug langs en om het middel van de persoon 15 door bevestigen van een draagband, het bevestigen van de draagband aan hefarmen, met het kenmerk, dat een automatische hefinrichting de hefarmen activeert welke de persoon uit zitpositie omhoog en naar voren heffen, waarbij tijdens het heffen kniesteunen in beweging 20 gezet worden naar de benen van de persoon toe en tegen de benen van de persoon aan loodrecht op de benen waardoor tijdens het heffen de benen van de persoon gestrekt worden.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de beweging van de hefarmen en de kniesteunen onderling gecoördineerd plaatsvinden.

14. Werkwijze volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, 30 dat de kniesteunen in beweging gezet worden na een vooraf in te stellen tijd en bewegen gedurende een vooraf in te stellen tijd . 1012559·