volladen
- vol·la·den
- samenstelling van vol en laden
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
volladen |
laadde vol |
volgeladen |
zwak -d
gemengd |
volledig |
volladen
- overgankelijk (transport) de vrachtruimte van een vervoermiddel tot het maximum vullen
- De havenkraan laadde het scheepsruim vol met zand.
- overgankelijk(elektrotechniek) de laadcapaciteit van een accu tot het maximum vullen
- Deze zware acculader laadt de accu binnen twee uur weer vol.
- [1] gewicht, lading, last, overladen, volume, vracht
- [2] accu, capaciteit, druppellading, laadstroom
1. de vrachtruimte van een vervoermiddel tot het maximum vullen
2. de laadcapaciteit van een accu tot het maximum vullen
- Het woord volladen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "volladen" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be