Nothing Special   »   [go: up one dir, main page]

Patroclus

personage in werk van Homerus
Voor het geslacht van sluipwespen (familie Ichneumonidae), zie Patroclus (geslacht).

Patroklos (Oudgrieks: Πάτροκλος - "vadersroem") of Patroclus (Latijn) is een figuur uit de Griekse mythologie. Hij figureert met name in de mythen over de Trojaanse Oorlog, waarin hij de beste vriend is van Achilles, en volgens een bepaalde traditie ook zijn geliefde.[1]

Patroclus / Patroklos
Πάτροκλος
Afbeelding op een Griekse vaas, waarop Achilles Patroclus' arm verbindt
Afbeelding op een Griekse vaas, waarop Achilles Patroclus' arm verbindt
Metgezel van Achilles
Periode Trojaanse Oorlog
Geboren Opuntian Locris, oude Griekenland
Overleden Troje, oude Griekenland
Vader Menoetius
Peleus (adoptief)
Broers/zussen Myrto
Bron: Ilias en Griekse mythologie
Portaal  Portaalicoon   Oudheid

Leven vóór de Trojaanse Oorlog

bewerken

Patroclus werd geboren als zoon van Menoetius, de koning van Opus. In zijn jeugd doodde de jongen zijn vriend Clysonymus tijdens een ruzie over een dobbelspel. Hij vluchtte met zijn vader om straf te ontlopen. Ze werden opgevangen in het paleis van koning Peleus, Daar ontmoette Patroclus zijn latere vriend Achilles, voor het eerst. De jongens groeien samen op. Volgens een bepaald verhaal zijn beiden enige tijd onder hoede genomen van Cheiron, de wijze koning van de Centauren.

In een post-homerische versie van de Ilias (een boek geschreven door Homerus), wordt Patroclus gerekend tot de mannen die een oogje hadden op Helena van Sparta. Het was echter Menelaüs die haar hand won. Alle andere onfortuinlijke mannen moesten een eed zweren, om Menelaüs in nood te helpen, en om hem te verdedigen tegen al wie oorlog tegen hem voerde. Wanneer Menelaüs inderdaad om bijstand vraagt bij het terughalen van zijn naar Troje verdwenen vrouw, voegen Patroclus en Achilles zich met hun troepen bij de Griekse veldtocht tegen Troje.

 
Menelaos bij het lijk van Patroclus, Florence, Loggia dei Lanzi

Trojaanse Oorlog

bewerken

In de Trojaanse Oorlog, onder meer beschreven in Homerus' beroemde dichtwerk Ilias, vocht Patroclus aan de zijde van Achilles en doodde hij onder anderen Sarpedon en Cebriones. Er was een conflict ontstaan tussen Agamemnon en Achilles, omwille van de Trojaanse priesteres Briseïs. Achilles wilde niet meer ten strijde trekken, en verbood ook zijn onderdanen (de Myrmidonen) mee te vechten. Patroclus bleef dus, tegen zijn zin, in het tentenkamp. Omdat de Grieken het later lastig kregen, stond Achilles toch toe dat Patroclus meevocht. Hij mocht enkel de Trojanen terugdringen. Patroclus trok Achilles' wapenuitrusting aan, en trok ten strijde. Iedereen dacht dat de grote held Achilles terug meevocht, en dat zorgde voor een verhoogd moreel. De Trojanen werden teruggedrongen. Verblind door het succes achtervolgde Patroclus de in het nauw gedreven Trojanen, tegen de raad van Achilles in. Tijdens de achtervolging op de Trojanen werd Patroclus zelf in het nauw gedreven. Patroclus werd uiteindelijk gedood door Hektor en Euphorbus met hulp van de god Apollo. Hektor en Euphorbus dachten echter dat ze Achilles gedood hadden. Er ontstond een strijd rond het lijk, om de mooie wapenuitrusting te bemachtigen. Ajax won deze, herkende Patroclus en bracht het lijk naar Achilles. Achilles weigerde een tijdlang het lichaam van zijn geliefde te begraven maar werd overgehaald door de schim (psychè) van Patroclus die hem vertelde dat hij zonder crematie de onderwereld Hades niet kon betreden. Achilles verzorgt daarop een uitgebreide crematieplechtigheid, waarbij hij een lok van zijn eigen haar offerde, alsook paarden, runderen, honden en zelfs twaalf Trojaanse krijgsgevangenen, voordat hij Patroclus' lichaam op de brandstapel legde. Vervolgens organiseerde Achilles lijkspelen (sportwedstrijden ter ere van de dode), waaronder paardenrennen (gewonnen door Diomedes), boksen (gewonnen door Epeius), worstelen (een gelijkspel tussen Ajax en Odysseus), hardloopwedstrijd (gewonnen door Odysseus), een duel (een gelijkspel tussen Ajax en Diomedes), discuswerpen (gewonnen door Polypoetes), een boogschietwedstrijd (gewonnen door Meriones), en een speerwerpwedstrijd (gewonnen door Agamemnon).

Patroclus en Achilles

bewerken

In de verhalen uit de oudheid heeft Patroclus een hechte band met Achilles. In de Ilias bijvoorbeeld neemt die band een belangrijke plaats in; met name in de laatste boeken is Achilles’ genegenheid voor zijn “meest geliefde vriend”[2] sterk bepalend voor zijn handelingen en voor het verloop van het verhaal. Wanneer Achilles hoort dat Patroclus op het slagveld door de Trojaanse prins Hector is gedood, raakt hij verscheurd door verdriet en woede. Hij is vastberaden zijn vriend te wreken, ook al zal hij daardoor volgens de voorspelling zélf de dood vinden. Het verlies van Patroclus vormt de directe aanleiding voor de tot dan toe onwrikbare Achilles om weer deel te nemen aan de strijd. Hierdoor keren de kansen radicaal voor de Grieken en zullen zij uiteindelijk overwinnen. Op het slagveld gaat Achilles als een razende tekeer. Speurend naar Hector richt hij onder de Trojanen een afschuwelijk bloedbad aan. Ook nadat hij Hector heeft weten te doden, toont Achilles geen mededogen. Hij probeert diens lijk te verminken en weigert het af te staan aan de Trojanen, zodat de prins niet op gepaste wijze kan worden begraven (op bevel van de oppergod Zeus zal Achilles het lijk uiteindelijk toch vrijgeven).

Nadien blijft Achilles ontroostbaar; hij eet niet, slaapt niet en rouwt alleen om Patroclus, verlangend naar diens “mannelijkheid en geestkracht” en terugdenkend aan alles wat zij samen hebben beleefd.[3] Dan verschijnt plots de schim van Patroclus. Die smeekt Achilles om een gepaste begrafenis, zodat hij niet langer hoeft rond te dolen op aarde maar naar het dodenrijk kan gaan. De grafheuvel, zegt Patroclus, moet uiteindelijk ook plaats bieden aan Achilles zelf, hun as vermengd in één gouden urn, zodat zij tot in de eeuwigheid samen kunnen zijn.[4] Achilles vervult de wens en eert zijn liefde met de bovenbeschreven vorstelijke uitvaart.

Hoewel in de Griekse mythologie een boezemvriendschap tussen twee helden niet uniek is (bijvoorbeeld Orestes en Pylades), was de speciale band tussen Achilles en Patroclus al in de oudheid onderwerp van discussie. Volgens sommige schrijvers had hun vriendschap geen romantische of seksuele kant. Bij Homerus bijvoorbeeld is daarover niets dubbelzinnigs te vinden. Volgens andere Klassieke auteurs echter, onder wie Aeschylus,[5] en Pindarus,[6] waren de twee geliefden. Plato schrijft: “hij (Achilles) toonde lef en koos ervoor zijn minnaar Patroklos bij te staan, hem te wreken, en om niet alleen in plaats van hem te sterven, maar hem in de dood te volgen. Daarom bewonderden en waardeerden de goden hem dan ook uitzonderlijk, omdat hij zijn minnaar zo belangrijk vond.”[7] Deze opvattingen uit de oudheid hebben diverse latere schrijvers beïnvloed, van Shakespeare tot Madeline Miller.

Stamboom

bewerken
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Oceanus
 
Tethys
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Asopus
 
Metope
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Zeus
 
 
 
 
Aegina
 
 
 
 
Actor
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Endeïs
 
 
 
 
 
Aeacus
 
 
 
 
 
Psamathe
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Telamon
 
Periboia
 
Peleus
 
Thetis
 
Lycomedes
 
Phocus
 
Menoetius
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Ajax
 
Tecmessa
 
Achilles
 
 
 
Deidameia
 
Eetion
 
Patroklos
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Eurysaces
 
Hermione
 
 
 
Neoptolemus
 
 
 
Andromache
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Pielos
 
Molossos
 
Peramos

Referenties

bewerken
  1. NP s.v. Patroklos, k. 558.
  2. Homerus, Ilias, 17.411, 655.
  3. Homerus, Ilias, 24.6.
  4. Homerus, Ilias, 23.65 e.v.
  5. Aeschylus, Myrmidones fr. 135 Radt.
  6. Pindarus, Olympische oden I 10.16–21; 10.99–105.
  7. Plato, Symposium 179e, 180a (vert. C. Hupperts).
Zie de categorie Patroclus van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.