Galeamopus
Galeamopus is een geslacht van plantenetende sauropode dinosauriërs, behorend tot de Neosauropoda, dat tijdens het late Jura leefde in het gebied van het huidige Noord-Amerika.
Galeamopus Status: Uitgestorven, als fossiel bekend | |||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Het genoholotype van Galeamopus | |||||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
Geslacht | |||||||||||||||||
Galeamopus Tschopp, et al., 2015 | |||||||||||||||||
Typesoort | |||||||||||||||||
Diplodocus hayi | |||||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||||||
|
Vondst en naamgeving
bewerkenIn 1902 vond William Utterback het skelet van een sauropode bij Sheridan, Johnson County, Wyoming, in de Red Fork Powder River Quarry A. In 1906 werd de vondst toegewezen aan Diplodocus door William Jacob Holland die toen de hersenpan beschreef. In 1924 werd de vondst door Holland benoemd als een nieuwe soort van Diplodocus: Diplodocus hayi. De soortaanduiding eert Oliver Perry Hay. Holland had nog wat goed te maken met Hay omdat hij deze eerder volledig belachelijk had gemaakt wegens diens verouderde denkbeelden over de vermeende spreidstand van de poten van Diplodocus.
In 2015 werd door Emanuel Tschopp, Octávio Mateus en Roger Benson het aparte geslacht Galaemopus benoemd. De geslachtsnaam is afgeleid van het Latijnse galea, "helm", en opus, "behoefte". Galeam is de accusatief van galea. Bedoeld werd een vertaling te geven van "Wilhelm", een verwijzing naar de voornaam van zowel Utterback als Holland. Daarnaast is het een humoristisch bedoelde toespeling op het feit dat de breekbare hersenpan van het typespecimen behoefte heeft aan een helm.
De typesoort van het geslacht is Diplodocus hayi en de combinatio nova is Galeamopus hayi. Het genoholotype is HMNS 175 (eerder CM 662 en CMNH 10670), het oorspronkelijke skelet. Het is gevonden in een laag van de onderste Morrisonformatie die dateert uit het Kimmeridgien. Dit is meteen het holotype van de typesoort. Het materiaal van het skelet heeft een wat vreemde geschiedenis. Het maakte eerst deel uit van de collectie van het Carnegie Museum. Daar meende men de sleutelbeenderen ontdekt te hebben. Hierover ontstond een controverse omdat dinosauriërs helemaal geen sleutelbeenderen zouden bezitten. Toen het skelet overgedaan werd aan het Cleveland Museum of Natural History bleven de "sleutelbeenderen" — waarvan nu gedacht wordt dat het gaat om het vorkbeen — en twee wervelbogen van ruggenwervels achter die nog steeds het inventarisnummer CM 662 hebben. Daarna ging het skelet naar het Houston Museum of Natural Science, waar het gerestaureerd en aangevuld wordt tentoongesteld. De authentieke delen omvatten de schedel, tien halswervels, vijf ruggenwervels, drieëndertig staartwervels, ribben, chevrons, de hele schoudergordel, borstbeenderen, beide opperarmbeenderen, beide spaakbeenderen, de linkerellepijp, elementen van de linkerhand, beide schaambeenderen, beide zitbeenderen, het linkerscheenbeen, beide kuitbeenderen, beide sprongbeenderen en een deel van de voet. Aan het skelet ontbreekt dus voornamelijk de zone rond de heup.
Het benoemende artikel was een reusachtige cladistische analyse waarin van ieder belangrijk diplodocide specimen de positie in de stamboom werd bepaald. Specimina die nauw verwant aan het genoholotype uitvielen maar daarvan niet alle relevante kenmerken deelden — geen enkel ander specimen voldeed overigens aan deze eis — werden aan het geslacht Galeamopus toegewezen maar niet aan de typesoort. Dit betreft specimen AMNH 969, een bijna complete schedel in 1903 in de Bone Cabin Quarry gevonden door Peter Kaisen; specimen USNM 2673, een achterkant van een schedel in 1884 opgegraven door Marshall Parker Felch bij Garden Park in Colorado; en SMA 0011, een bijna volledig in juni 1995 door Ben Pabst gevonden skelet bijgenaamd Max naar Max und Moritz en tentoongesteld in het Sauriermuseum Aathal. De bijnaam wordt ook wel uitgelegd als een afkorting van maximal; het skelet werd bij toeval gevonden toen het opgravingsteam wegens hinder door steekmuggen uitweek naar een andere locatie. SMA 0011 wijkt dermate af dat in 2015 overwogen werd er een aparte soort voor te benoemen. Specimen ML 418, bestaande uit zeer fragmentarisch materiaal, een middelste halswervel en een middelste ruggenwervel uit Portugal die eerder aan Dinheirosaurus waren toegewezen, viel steeds uit bij het holotype maar deelde daar geen synapomorfieën mee, unieke kenmerken, en werd dus maar als Diplodocinae indeterminatae geclassificeerd.
Een curiositeit is dat de schedel van de vele modellen van Diplodocus carnegii die Andrew Carnegie aan staatshoofden cadeau gaf, in feite gebaseerd is op een afgietsel van Galeamopus.
In 2017 werd SMA 0011 inderdaad benoemd als een aparte soort: Galeamopus pabsti. De soortaanduiding eert Pabst als ontdekker. Specimen USNM 2673 werd aan de soort toegewezen.
Beschrijving
bewerkenHet holotype heeft de typische omvang van grote diplodocine skeletten en wijst op een lichaamslengte van zesentwintig meter bij een gewicht van twaalf ton. Het dijbeen is 1474,5 millimeter lang.
In 2015 werden onderscheidende kenmerken vastgesteld voor het geslacht als zodanig. Het betrof zeven autapomorfieën, unieke afgeleide eigenschappen. Op het achterhoofd is de processus paroccipitalis in zijaanzicht gekromd. De tanden hebben gepaarde slijtvlakken. Op de atlas, de eerste halswervel, bevinden zich naar voren en binnen gerichte uitsteeksels op het doornuitsteeksel, die afstaan van de achterste vleugel. De achterste vleugel van het doornuitsteeksel behoudt over het grootste deel van zijn lengte dezelfde breedte overdwars. De wervelboog van de atlas heeft aan beide zijden van de basis een kleine driehoekige spoor. Op de draaier heeft de richel op de voorkant van het doornuitsteeksel een knopvormige bult aan het voorste uiteinde. Bij de middelste en achterste halswervels reikte de richel tussen de achterste gewrichtsuitsteeksels niet voorbij de achterrand van de wervelboog.
Daarnaast zijn nog zes autapomorfieën vastgesteld voor de typesoort Galeamopus hayi alleen. De dwarsrichel op de bovenrand van het achterhoofd, gevormd door de wandbeenderen, is laag, met een hoogte die minder is dan die van het achterhoofdsgat. De aanhangsels aan de onderkant van de hersenpan, de processus basipterygoidei, lopen sterk uiteen, onder een hoek van meer dan 60°. De ellepijp is lang met ruim 76% van de lengte van het opperarmbeen. Het raakvlak op het spaakbeen voor het contact met de ellepijp is in omvang beperkt en tamelijk glad. Het ondervlak van het spaakbeen is afgeschuind onder een hoek van 15° ten opzichte van de schacht. De zijrand van het bovenvlak van het scheenbeen vormt een afgeknepen uitsteeksel achter de crista cnemialis.
Samen zijn er dus dertien autapomorfieën, het minimum dat in het onderzoek als criterium gold voor het onderscheiden van een apart geslacht.
Het holotype is een van de weinige diplodocine specimina waarbij materiaal van de onderarm bewaard is gebleven. De onderarm is matig verlengd vergeleken met die van Apatosaurus. Het schouderblad heeft een lengte van 124 centimeter, het ravenbeksbeen van 512 millimeter, het scheenbeen van 101 centimeter, en het kuitbeen van 1055 millimeter.
Fylogenie
bewerkenDiplodocus hayi werd oorspronkelijk in de Diplodocidae, meer bepaald de Diplodocinae geplaatst. De studie uit 2015 bevestigt deze positie voor Galeamopus, die daarbij iets basaler uitvalt dan Diplodocus in de nieuwe, meer beperkte zin.
Diplodocidae |
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
bewerken- Holland W.J., 1906, "The osteology of Diplodocus Marsh", Memoirs of the Carnegie Museum 2: 225–264
- Holland W.J., 1924, "The skull of Diplodocus", Memoirs of the Carnegie Museum 9: 378–403
- Tschopp E., Mateus O., Benson R.B.J., 2015, "A specimen-level phylogenetic analysis and taxonomic revision of Diplodocidae (Dinosauria, Sauropoda)" PeerJ 3:e857 DOI:10.7717/peerj.857