Nothing Special   »   [go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

Matthäus Merian de Oude

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Matthäus Merian
Frankfurt ca. 1612; gravure door Matthäus Merian
Regensberg in Topographia Helvetiae, 1645

Matthäus Merian de Oude (of "Mattheüs", der Ältere, "de oudste" of "sr.") (Bazel, 22 september 1593Bad Schwalbach, 19 juni 1650) was een Zwitserse graveur, die het grootste gedeelte van zijn leven in Frankfurt am Main werkte en daar ook zijn uitgeverij had.

Merian leerde de kunst van het graveren van koperplaten in Zürich. Hij werkte en studeerde in Straatsburg, Nancy en Parijs voordat hij terugkeerde naar Basel in 1615. Het volgende jaar verhuisde hij naar Frankfurt am Main in Duitsland, waar hij werkte voor de uitgever Johann Theodor de Bry, de zoon van de beroemde graveur Theodor de Bry.

In 1617 trouwde hij met Maria Magdalena de Bry, dochter van de uitgever de Bry. In 1620 verhuisden ze terug naar Basel, maar drie jaar later weer terug naar Frankfurt. Ze hadden talloze kinderen samen, met inbegrip van een dochter, Maria Sibylla Merian, geboren in 1647. Zij werd de beroemde natuuronderzoekster en illustrator. Twee van de zoons van het echtpaar volgden later Merian op.

In 1623 nam Merian de uitgeverij van zijn schoonvader over na de dood van de Bry. In 1626 werd hij burger van Frankfurt en ging voort als zelfstandig uitgever. Hij bracht het grootste deel van zijn werkzame leven door in Frankfurt. Al heel vroeg maakte hij gedetailleerde stadsplattegronden in zijn unieke stijl, zoals het plan van Basel (1615). Met Martin Zeiler (1589-1661), een Duitse auteur, en later (circa 1640) met zijn eigen zoon, Matthäus Merian (de jongere of jr.) (1621-1687), produceerde hij de reeks van de Topographia Germaniae in 21 delen. Het bevat een groot aantal stadsplattegronden evenals de kaarten van de meeste landen en een wereldkaart – het was zo'n populair werk dat het opnieuw werd uitgegeven in vele edities.

Merians werk inspireerde de Suecia Antiqua et Hodierna door Erik Dahlberg. Het Duitse reisblad Merian is naar hem vernoemd.

Matthäus Merian stierf na enkele jaren van ziekte in 1650 in Bad Schwalbach in de buurt van Wiesbaden. Na zijn dood namen zijn zonen Matthäus jr. en Caspar de uitgeverij onder hun hoede. Zij bleven doorgaan met de publicatie van de Topographia Germaniae en het Theatrum Europaeum.

In 1964 verscheen bij het Bärenreiter Verlag in Kassel en Bazel een zestiendelige uitgave van de delen die de Duitse en Nederlandse gebieden behandelen. In het deel Burgund-Niederlande werd een uitvoerig nawoord geschreven door de Nederlander Bert van 't Hoff.

  • Peter Meinhold (Hrsg.): Matthaeus Merian: Die Bilder zur Bibel – Mit Texten aus dem Alten und Neuen Testament. Hoffmann und Campe, Hamburg 1965.
  • Frieder Hepp: Matthaeus Merian in Heidelberg. Ansichten einer Stadt. Heidelberg 1993.
  • Catalog zu Ausstellungen im Museum für Kunsthandwerk Franckfurt am Mayn (15. September – 7. November 1993) und im Kunstmuseum Basel (27. November 1993 – 13. Februar 1994) als unsterblich Ehren-Gedächtnis zum 400. Geburtstag des hochberühmten Delineatoris (Zeichners), Incisoris (Stechers) et Editoris (Verlegers) Matthaeus Merian des Aelteren. Museum für Kunsthandwerk, Frankfurt am Main 1993, ISBN 3-88270-065-3.
  • Lucas Heinrich Wüthrich: Das druckgraphische Werk von Matthäus Merian d.Ä.. Band 1 und 2: Basel 1966, Band 4: Hamburg 1996.
  • Ulrike Valeria Fuss: Matthaeus Merian der Ältere. Von der lieblichen Landschaft zum Kriegsschauplatz – Landschaft als Kulisse des 30jährigen Krieges. Frankfurt am Main, 2000, ISBN 3-631-35558-0.
  • Jörg Diefenbacher: Die Schwalbacher Reise. Mannheim 2002, ISBN 3-00-008209-3.
  • Ulrike Valeria Fuss: Momentaufnahme und Monumentalansicht. Ein Vergleich zwischen Valentin Wagner und Matthäus Merian d. Ä. In: Valentin Wagner (um 1610–1655): Ein Zeichner im Dreißigjährigen Krieg. Aufsätze und Werkkatalog. Darmstadt 2003, ISBN 3-921254-92-2.
  • Hans Georg Wehrens: Freiburg in der Topographia Germaniae von Matthäus Merian. In: Freiburg im Breisgau 1504–1803, Holzschnitte und Kupferstiche. Herder, Freiburg 2004, ISBN 3-451-20633-1, p. 111 e.v.