Nothing Special   »   [go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

Anthony Christiaan Winand Staring

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf A.C.W. Staring)
Anthony Christiaan Winand Staring
Anthony Christiaan Winand Staring (1767-1840) geportretteerd door P Velyn (1824), uitgeven door Johannes Immerzeel
Anthony Christiaan Winand Staring (1767-1840) geportretteerd door P Velyn (1824), uitgeven door Johannes Immerzeel
Algemene informatie
Geboren 24 januari 1767
Geboorte­plaats Gendringen
Overleden 18 augustus 1840
Overlijdensplaats Vorden
Land Nederland
Beroep dichter
Werk
Jaren actief 1786-1840
Genre poëzie
Stroming romantiek
Dbnl-profiel
Portaal  Portaalicoon   Literatuur

Anthony Christiaan Winand Staring,[1] heer van de Wildenborch (Gendringen, 24 januari 1767 – eigen landgoed Kasteel De Wildenborch in Vorden, 18 augustus 1840) was een Nederlandse landheer, landbouwkundige en dichter.

Staring was een zoon van Damiaan Hugo Staring (1736-1783)[2] en Sophia Wijnanda Ver Huell (1749-1794), de laatste een lid van het geslacht Ver Huell. Alhoewel geboren in Gendringen bracht hij zijn jeugdjaren in het Zuid-Hollandse Gouderak en in Gouda door.[3] Zijn vader werd in 1773 in dienst van de VOC uitgezonden naar Kaap de Goede Hoop, waar zijn echtgenote zich in 1774 bij hem voegde. De zesjarige Anthony werd waarschijnlijk al in 1773 ondergebracht bij zijn oom, de weduwnaar Jacob Gerard Staringh, die predikant in Gouderak was. Na achtereenvolgens van 1773 tot 1776 de Franse school van meester Willem Muys en van 1776 tot 1782 de middelbare opleiding aan de Latijnse school te Gouda te hebben gevolgd vertrok hij in 1783 uit Gouda om te gaan studeren.[4]

Hij promoveerde aan de Universiteit van Harderwijk op stellingen in de rechten, en vervolgde zijn opleiding in Göttingen (onder andere botanie) om zich voor te bereiden op het beheer van het landgoed en Kasteel De Wildenborch, waar hij zich in 1791 blijvend vestigde, toen zijn moeder en stiefvader zich vestigden op het door hen aangekochte Nijenhuis (Diepenheim). De manier waarop hij het landgoed exploiteerde was voor die tijd zeer bijzonder. De 'landman' Staring had oog voor de natuur, maar ook voor de noden van de mensheid. Zo liet hij op De Wildenborch een school bouwen, waar kinderen van boeren en landarbeiders onderwijs genoten. Hij introduceerde de Brabantse voetploeg en maakte een verbeterde versie. Tevens heeft hij gezorgd voor de invoering van koepokinenting in Vorden en omstreken.[5]

Staring werd in 1797 gekozen tot lid van de Tweede Nationale Vergadering, maar aanvaardde deze functie niet. Van 1802 tot 1805 was hij lid van het departementaal bestuur van Gelderland. Van 1812 tot 1813 was hij president van de kantonnale raad Lochem. Hij maakte in maart 1814 deel uit van de Vergadering van Notabelen. Hij was van 1814 tot 1831 lid van Provinciale Staten van Gelderland, met een onderbreking van twee jaar in de periode 1824-1826.[6]

Handschrift (1840)

Staring was een romantische dichter, een van de weinige de dichtkunst beoefenende Nederlanders die als zodanig bekendstaan. Zijn romantische inslag betrof zowel hetgeen waarover hij schreef (legenden, beschrijvingen van de natuur) als de wijze waarop hij dat deed (gevoelig en humoristisch). Hij debuteerde in 1786 met Mijne eerste proeven in poëzij.

Staring blonk uit in de dichterlijke vertelkunst. Een goed voorbeeld daarvan is zijn "Jaromir-cyclus", maar ook met "Marco" en "De hoofdige boer" verwierf hij bekendheid. Veel waardering ondervond hij echter niet, onder meer omdat zijn literaire werk moeilijk toegankelijk zou zijn. Hij werd ook bekend door zijn puntdichten. Een van zijn bekendste is dat over de dubieuze kookkunsten van ene Aagt Morsebel, met de gevleugelde slotzin "Heeft aangebrand ook voetjes, Moeder Aagt?" [7]

Staring trouwde op 6 juni 1791 te Almen met Everdina Maria van Löben Sels (1765-1794). Hij hertrouwde op 22 juli 1798 te Maarssen met Johanna Andrea Charlotte van der Muelen (1774-1843). Een zoon uit het tweede huwelijk was de landbouwkundige, geoloog en bodemkundige Winand Carel Hugo Staring (1808–1877). Een dochter uit het tweede huwelijk - Constantia - liet de Staringkoepel langs de Berkel bouwen.

DE KRIJGSGEVANGENEN
"Kaptein!" — "Waar zit je! Kom! Dit bosch is niet te trouwen."
"'k Heb twee Gevangnen!" — "Breng ze meê." —
"Ik wordt door beide vastgehou'en,
En kan niet van de steê."
DAGELIJKSCH DOEN
De rijpe Kennis hoort,
De onrijpe neemt het woord.

Een gedicht van zijn hand (getoonzet door Arnoldus Lijsen) werd opgenomen in de populaire liedbundel Kun je nog zingen, zing dan mee. De eerste regels luiden:

Sikkels klinken, Sikkels blinken,
Ruischend valt het graan.
Zie de bindsters garen,
Zie in lange scharen
Garf bij garven staan.
[bewerken | brontekst bewerken]
  • Mijne eerste proeven in poëzij[a] (1786)
  • Dichtoeffening[b] (1791)
  • Schetsen. No. 1. Iets over onze spelling. No. 2. Proeve over onze Fransche taalbastaardij[c] (1816)
  • Nieuwe gedichten[d] (1827)
  • Winterloof. Poëzij[e] (1832)
  • Kleine verhalen[f] (1837)
  • Gedichten van A.C.W. Staring[g]. Met een inleiding van Nicolaas Beets. Zutphen: W.J. Thieme, 1869
  • A.C.W. Staring, dichter en landman, regionalist en nationalist. Zutphen, 1990.
  • M. Evers, 'Antoni Christiaan Wynand Staring 1767-1840, Schrijver en Landoeconoom', in: Biografisch Woordenboek Gelderland 1 (1998).
  • M. Evers, De vormingsjaren van A.C.W. Staring. Brieven en documenten betreffende zijn studietijd in Harderwijk en Göttingen, 1784-1789. Hilversum, 1996.
  • G.E. Opstelten, Brieven van Mr. A.C.W. Staring. Haarlem, 1916.
Wikiquote heeft een of meer citaten van of over Anthony Christiaan Winand Staring.
Zie de categorie Anthony Christiaan Winand Staring van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.