Nothing Special   »   [go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

vijftien

Uit WikiWoordenboek
0 0 1 5
vijftien,
op een abacus


Telwoord (nl)
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
30 31 32 33 34 35 36 37 38 39
40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
50 51 52 53 54 55 56 57 58 59
60 61 62 63 64 65 66 67 68 69
70 71 72 73 74 75 76 77 78 79
80 81 82 83 84 85 86 87 88 89
90 91 92 93 94 95 96 97 98 99
100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000
106 109 1012 1015 1018 1021 1024 1027 1030 1033
1036 1039 1042 1045 1048 1051 1054 1057 1060 1063
1066 1069 1072 1075 1099 10100 10120 10303 103003
  • vijf·tien

vijftien

  1. "15", het getal tussen veertien en zestien, tien plus vijf
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen vijftien euro en zevenendertig cent. 
     In eerdere kabinetten was ze onder meer minister van Transport (2017-2020) en Arbeid (2020-2022). Als transportminister voerde Borne onder veel protest hervormingen door bij de Franse spoorwegen. In haar tijd als minister van Arbeid daalde de werkloosheid in Frankrijk naar het laagste punt in vijftien jaar.[4]
    1. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • Het juiste antwoord op opgave vijftien is "42". 

zelfstandig naamwoord samengesteld met "vijftien" ht

bijvoeglijk naamwoord samengesteld met "vijftien" ht

bijwoord

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "vijftien" ht als linkerdeel

hooftelwoorden samengesteld met "vijftien" ht als rechterdeel
enkelvoud meervoud
naamwoord vijftien vijftiens
verkleinwoord vijftientje vijftientjes

de vijftienv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 15 is aangeduid
    • Het is weer de vijftien die het niet doet, kunnen we die niet simpel vervangen? 
    • Haar zestiende verjaardag was een belangrijk moment, want haar leven werd heel anders toen ze de vijftien eenmaal voorbij was. 

de vijftienmv

  1. groep van 15 eenheden
    • De vijftien zijn natuurlijk blij, maar laten we ook denken aan het verdriet van de vier die zijn afgewezen. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]