tijgerin
Uiterlijk
- tij·ge·rin
- afgeleid van tijger met het achtervoegsel -in, in de betekenis van ‘wijfjestijger’ aangetroffen vanaf 1822 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tijgerin | tijgerinnen |
verkleinwoord | tijgerinnetje | tijgerinnetjes |
de tijgerin v
- (dierkunde) vrouwelijke tijger
- (figuurlijk) strijdlustige vrouw
- Het woord tijgerin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tijgerin" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ tijgerin op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "tijgerin" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -in in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Dierkunde in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 94 %
- Prevalentie Vlaanderen 96 %