prepositie
Uiterlijk
- Geluid: prepositie (hulp, bestand)
- pre·po·si·tie
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘voorzetsel’ voor het eerst aangetroffen in 1548 [1]
- afgeleid van positie met het voorvoegsel pre- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | prepositie | preposities |
verkleinwoord | prepositietje | prepositietjes |
- Het woord prepositie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "prepositie" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "prepositie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ prepositie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be