kruidenvrouw
Uiterlijk
- krui·den·vrouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kruidenvrouw | kruidenvrouwen |
verkleinwoord | kruidenvrouwtje | kruidenvrouwtjes |
de kruidenvrouw v
- (medisch) (beroep) (oude) vrouw die mensen geneest door het voorschrijven van kruiden
- ▸ Als hij veertigduizend man heeft is het veel, antwoordde Weirother met de glimlach van een dokter die van een kruidenvrouwtje raad krijgt over een behandelwijze.[1]
- ▸ Kruiden zijn hot. Vooral als ze zelfgeplukt zijn. En, nog mooier, als ze niet zijn geplukt in het aangeharkte kruidentuintje, maar in het wild. Punt is alleen, welke kruiden zijn geschikt en waarvoor? Dat valt allemaal te leren tijdens de speciale Kruidenwandelreis door de Zoutvallei, een natuurreservaat in Transsylvanië, Roemenië. Een berggids en een kruidenvrouw begeleiden de groep van maximaal zestien personen.[2]
- Het woord kruidenvrouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
- ↑ Weblink bron “9 x kleine reisorganisaties op de Vakantiebeurs” (12-01-2017), Tubantia