hoved

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /ˈhoːəð/

• ho·ved

• Afkomstig van het Oudnoorse zelfstandige naamwoord höfuð.

hoved o

1. (anatomie) hoofd
2. (anatomie) gezicht
3. geheugen, verstand, waarneming (in de zin van hoofdarbeid)
4. mens, persoon (.b.v. verbruik per hoofd)
5. een ongevere meeteenheid
6. (zoötomie) kop (b.v. een paardenkop, een viskop)
7. (kookkunst) kop (b.v. het vlees van een viskop)
8. (plantkunde) krop, struik (van groente, b.v. een krop bloemkool)
9. knop (b.v. een speldenknop)
10. iets dat aan een geëxponeerde plaats zit (b.v. een strottenhoofd, een magneetkop)

• [2]: ansigt

• [1,2,6]: legemsdel

• [9]: knappenålshoved
• [10]: magnethoved
• [10]: strubehoved

• [2]: blive rød i hovedet

• [5]: ca. et hoved mindre end

• hoved in:
  Det Danske Sprog- og Litteraturselskab
  Den Dankse Ordbog op website:ordnet.dk