Nothing Special   »   [go: up one dir, main page]
Naar inhoud springen

hans

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Hans

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hans
enkelvoud meervoud
naamwoord hans hanzen
verkleinwoord hansje hansjes

Zelfstandig naamwoord

de hans m

  1. (pejoratief) een manspersoon
    • Die hanzen daar weten er vast geen raad mee. 

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. ↑ Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


IJslands

Uitspraak
enkelvoud meervoud
mannelijk vrouwelijk onzijdig mannelijk vrouwelijk onzijdig
nominatief hann hún það þeir þær þau
accusatief hana þá
genitief hans hennar þess þeirra
datief honum henni því þeim

Persoonlijk voornaamwoord

hans

  1. van hem (genitief mannelijk enkelvoud van de derde persoon)


Zweeds

Uitspraak

Bezittelijk voornaamwoord

hans

  1. zijn, z'n (mannelijk vorm enkelvoud van de derde persoon)
    «Morbrorn och hans fru har dömts för mord, hustrun till livstids fängelsestraff.»
    De oom van de moeder en zijn vrouw zijn worden veroordeeld voor moord, de vrouw tot levenslange gevangenisstraf.
Overgenomen van "https://nl.wiktionary.org/w/index.php?title=hans&oldid=4791434"