arrestant
Uiterlijk
- ar·res·tant
- Naamwoord van handeling van arresteren met het achtervoegsel -ant [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | arrestant | arrestanten |
verkleinwoord | arrestantje | arrestantjes |
de arrestant m
- iemand die in hechtenis is genomen door de politie
- De arrestant wordt 'verdachte' genoemd totdat bewezen is dat hij de moord gepleegd heeft. [2]
- (juridisch) iemand die krachtens een bevelschrift of vonnis op iemands goederen beslag legt
- arrestantenbus, arrestantenhok, arrestantenkamer, arrestantenlokaal, arrestantenwagen, arrestantenzorg
1. iemand die in hechtenis is genomen door de politie
- Het woord arrestant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "arrestant" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ arrestant op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be