a priori
Uiterlijk
- a pri·o·ri
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘bijwoord: vooraf’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1658 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | a priori | a priori's |
verkleinwoord | a priorietje | a priorietjes |
het a priori o
- wat van tevoren vaststaat
a priori
- (filosofie) zonder voorafgaande zintuiglijke waarneming gebaseerd op rede, bij voorbaat, van tevoren. Het gaat om een soort kennis die de ervaring 'vooraf' gaat. Het tegengestelde is a posteriori
- Tevens wordt a priori aangenomen dat de banden met Nederland sterker zijn dan de banden met het land van herkomst.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord a priori staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.