Nothing Special   »   [go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

attributief

Uit WikiWoordenboek
  • at·tri·bu·tief
  • afgeleid van attributie met het achtervoegsel -ief
  • afgeleid van het Franse attributif of daarvoor van het Latijnse 'attributivum'
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen attributief attributiever attributiefst
verbogen attributieve attributievere attributiefste
partitief attributiefs attributievers -

attributief

  1. toekennend, toeschrijvend, toedelend
  2. de eigenschap hebbend van een attribuut of fungerend als attribuut
  3. (taalkunde) bijvoeglijke bepaling, attribuut (woordgroep die een eigenschap definieert van een gerelateerd element)
    Een groot huis.
    In deze zin staat groot vóór huis, dus is groot hier attributief.
    Het huis is groot.
    In deze zin staat groot ná huis, dus is groot hier predicatief.
63 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be