Nothing Special   »   [go: up one dir, main page]

Étymologie

modifier
Du verbe laten, « laisser », avec le préfixe ver-.

Adjectif

modifier
Forme Positif Comparatif Superlatif
Forme indéclinée verlaten verlatener verlatenst
Forme déclinée verlatenste  
Forme partitive verlatens verlateners

verlaten \vɛɾ.la.tə:\

  1. Désert, inhabité, abandonné.
    • "Op Fluori heb ik te Porfiron mijn historisch materiaal aangevuld met wat ik vond in de stinkende archieven van dat verlaten nest." — (Gust van Brussel, De Atlantica Kroniek, 2003 ISBN 9053252371)
      La traduction en français de l’exemple manque. (Ajouter)
Présent Prétérit
ik verlaat verliet
jij verlaat
hij, zij, het verlaat
wij verlaten verlieten
jullie verlaten
zij verlaten
u verlaat verliet
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben verlatend verlaten

verlaten \vɛɾ.la.tə:\

  1. Quitter.
  2. Transvaser.

Taux de reconnaissance

modifier
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 99,6 % des Flamands,
  • 100,0 % des Néerlandais.

Prononciation

modifier
  • (Région à préciser) : écouter « verlaten [vɛɾ.la.tə:] »
  • Pays-Bas (partie continentale) (Wijchen) : écouter « verlaten [Prononciation ?] »

Références

modifier
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]