Nothing Special   »   [go: up one dir, main page]

Dutch

edit

Alternative forms

edit

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /vərˈkɑu̯.də(n)/, /vɛr-/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: ver‧kou‧den
  • Rhymes: -ɑu̯dən

Etymology 1

edit

Alteration of older verkoud, past participle of the verb in etymology 2 below. The form in -en was generalized from an inflected form by analogy with strong participles such as gehouden, gevouwen, gebrouwen. By surface analysis, ver- -en +‎ koud.

Adjective

edit

verkouden (comparative verkoudener, superlative verkoudenst)

  1. having a cold
Declension
edit
Declension of verkouden
uninflected verkouden
inflected verkouden
comparative verkoudener
positive comparative superlative
predicative/adverbial verkouden verkoudener het verkoudenst
het verkoudenste
indefinite m./f. sing. verkouden verkoudener verkoudenste
n. sing. verkouden verkoudener verkoudenste
plural verkouden verkoudener verkoudenste
definite verkouden verkoudener verkoudenste
partitive verkoudens verkoudeners
Derived terms
edit
edit
Descendants
edit
  • Aukan: fukowtu

Etymology 2

edit

From Middle Dutch vercouden, derived from cout (cold).

Verb

edit

verkouden

  1. (dated, ergative) to cool, chill, to make or become cold
  2. (obsolete, intransitive or reflexive) to catch a cold
    Synonyms: kou vatten, verkouden worden/raken
Conjugation
edit
Conjugation of verkouden (weak, prefixed)
infinitive verkouden
past singular verkoudde
past participle verkoud
infinitive verkouden
gerund verkouden n
present tense past tense
1st person singular verkoud verkoudde
2nd person sing. (jij) verkoudt, verkoud2 verkoudde
2nd person sing. (u) verkoudt verkoudde
2nd person sing. (gij) verkoudt verkoudde
3rd person singular verkoudt verkoudde
plural verkouden verkoudden
subjunctive sing.1 verkoude verkoudde
subjunctive plur.1 verkouden verkoudden
imperative sing. verkoud
imperative plur.1 verkoudt
participles verkoudend verkoud
1) Archaic. 2) In case of inversion.