kiezen

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈki.zə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: kie‧zen
  • Rhymes: -izən

Etymology 1

[edit]

From Middle Dutch kiesen, from Old Dutch *kiesan, from Proto-West Germanic *keusan, from Proto-Germanic *keusaną, from Proto-Indo-European *ǵews-.

Verb

[edit]

kiezen

  1. (transitive, intransitive) to choose, decide
    Ik zal de blauwe trui kiezen voor het feest.I will choose the blue sweater for the party.
    Je moet een van de opties kiezen die het beste bij je past.You need to choose one of the options that suits you best.
    We hebben de mogelijkheid om onze eigen vertegenwoordigers te kiezen tijdens de verkiezingen.We have the opportunity to choose our own representatives during the elections.
    Ik kan nog niet kiezen welk restaurant we vanavond zullen bezoeken.I can't decide yet which restaurant we will visit tonight.
    Hij twijfelde tussen twee banen, maar uiteindelijk koos hij voor de functie met meer uitdaging.He was torn between two jobs, but in the end, he decided on the position with more challenge.
    Het is belangrijk om goed na te denken voordat je een beslissing kiest.It's important to think carefully before deciding on a decision.
  2. to vote
    Burgers hebben het recht om hun stem uit te kiezen tijdens verkiezingen.Citizens have the right to vote during elections.
    Kom op tijd naar het stembureau om je stem uit te kiezen.Come to the polling station on time to vote.
    De kiezers gingen naar de stembus om hun voorkeur uit te kiezen.The voters went to the ballot box to cast their vote.
  3. to elect, choose
    De leden zullen binnenkort een nieuwe voorzitter kiezen voor de vereniging.The members will soon elect a new chairman for the association.
    Het volk zal de nieuwe president van het land kiezen in de komende verkiezingen.The people will choose the new president of the country in the upcoming elections.
    De raad van bestuur zal een nieuwe directeur kiezen voor het bedrijf.The board of directors will choose a new director for the company.
Conjugation
[edit]
Conjugation of kiezen (strong class 2a)
infinitive kiezen
past singular koos
past participle gekozen
infinitive kiezen
gerund kiezen n
present tense past tense
1st person singular kies koos
2nd person sing. (jij) kiest, kies2 koos
2nd person sing. (u) kiest koos
2nd person sing. (gij) kiest koost
3rd person singular kiest koos
plural kiezen kozen
subjunctive sing.1 kieze koze
subjunctive plur.1 kiezen kozen
imperative sing. kies
imperative plur.1 kiest
participles kiezend gekozen
1) Archaic. 2) In case of inversion.
Derived terms
[edit]
Descendants
[edit]
  • Afrikaans: kies
  • Negerhollands: kias
  • Petjo: kiesen
  • Aukan: kisi

Etymology 2

[edit]

See the etymology of the corresponding lemma form.

Noun

[edit]

kiezen

  1. plural of kies

Anagrams

[edit]