kampvuur
Jump to navigation
Jump to search
Dutch
[edit]Etymology
[edit]From kamp (“camp”) + vuur (“fire”).
Pronunciation
[edit]Audio: (file) - Hyphenation: kamp‧vuur
Noun
[edit]kampvuur n (plural kampvuren, diminutive kampvuurtje n)
- campfire
- Ze maakten een kampvuur en zongen liedjes.
- They made a campfire and sang songs.
- We roosterden marshmallows boven het kampvuur.
- We roasted marshmallows over the campfire.
- Het kampvuur brandde helder in de nacht.
- The campfire burned brightly in the night.