belofte die iemand uitspreekt bij een openbaar ambt Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Een ambtseed is een eed die iemand aflegt die een openbaar ambt gaat bekleden. In de tekst van de eed wordt vaak gerefereerd aan trouw aan de grondwet en/of het staatshoofd van een land.
In België worden verschillende eden afgelegd. Ambtenaren, gerechtelijke ambtenaren, legerofficieren, iedere militair en leden van de geïntegreerde politie en regeringsleden leggen de volgende eed af in hun respectievelijke taal.
“Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk.”
“Je jure fidélité au Roi, obéissance à la Constitution et aux lois du Peuple belge.”
“Ich schwöre Treue dem König, Gehorsam der Verfassung und den Gesetzen des belgischen Volkes.”
Bij de gemeenschap- en gewestregeringen leggen alleen de minister-presidenten de eed af. Wanneer een Parlement hernieuwd wordt moeten de nieuwgekozen parlementsleden in hun respectievelijke taal de eed afleggen in handen van de voorzitter. De eed luidt:
“Ik zweer de Grondwet na te leven.”
“Je jure d’observer la Constitution.”
“Ich schwöre, die Verfassung zu befolgen.”
In meertalige parlementen zoals de federale kamers en het Brussels hoofdstedelijk parlement zal de taal waarin de eed werd afgelegd bepalen tot welke taalgroep een volksvertegenwoordiger behoort. Indien de volksvertegenwoordiger de eed in meerdere talen aflegt zal de indeling gebeuren op basis van de taal waarin de eerste zin werd gezegd.[1]
Wanneer een nieuwe koning of koningin de troon bestijgt moet hij of zij een eed afleggen voor de verenigde kamers. (De Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat)
De eed luidt:
"Ik zweer dat ik de Grondwet en de wetten van het Belgische volk zal naleven, 's Lands onafhankelijkheid handhaven en het grondgebied ongeschonden bewaren."
“Je jure d'observer la Constitution et les lois du peuple belge, de maintenir l'indépendance nationale et l'intégrité du territoire.”
"Ich schwöre, die Verfassung und die Gesetze des belgischen Volkes zu beachten, die Unabhängigkeit des Landes zu erhalten und die Unversehrtheit des Staatsgebietes zu wahren."
Sinds 1993 legt de Koning de eed af in de drie officiële landstalen. De eerste eedaflegging, die van Koning Leopold I, vond niet plaats in het Parlement maar op het Koningsplein, voor de kerk Sint-Jacob-op-Coudenberg, op 21 juli 1831. De latere eedafleggingen vonden plaats in het halfrond van de Kamer van volksvertegenwoordigers, dat groter is dan dat van de Senaat.[2]
In Nederland wordt de ambtseed door Koning of Koningin na aanvaarding van het ambt afgelegd in een openbare verenigde vergadering van de Staten-Generaal in de hoofdstad Amsterdam, zoals beschreven in artikel 32 van de Nederlandse grondwet. De koninklijke eed luidt als volgt:
Ambtenaren leggen na aanvaarding van hun ambt de volgende ambtseed of -belofte af:
Het eerste deel hiervan is de zuiveringseed, waarin de functionaris zweert of verklaart dat hij/zij geen gunsten of geschenken heeft gegeven of beloofd om deze betrekking te verkrijgen.
Rechterlijke ambtenaren hebben een eigen ambtseed, welke is vastgelegd in de Tweede Bijlage van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren:[4]
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.