Ernest Hemingway scherpte twintig potloden en begon. De dichter A.E. Housman dronk een halve liter bier, ging uit wandelen en begon. Paul Celan wreef de schors van een plataan tussen duim en wijsvinger en begon. Hoe schrijvers een nieuwe tekst beginnen, staat beschreven. De boekhandelaar begint een nieuw boekjaar in volstrekte anonimiteit. Landerig wordt de deur geopend. Het hout zuigt zich in de winter vol vocht, sleept over de koude stenen. De straat is verlaten, het feestend volk ligt onder de dons. Voltaire begon een nieuw boek steeds in bed, dicterend aan een secretaresse. Patricia Highsmith omringde zich in bed met asbakken en donuts. Schrijven lukte haar het best in foetushouding.
Truman Capote kon enkel horizontaal werken, sigaretten en koffie bij de hand. Een kop koffie uit het nieuwe apparaat hier moet soelaas bieden. De geur vult de verlaten boekhandel. Friedrich Schiller kwam tot niets zonder de walm van rottende appels. De Deen Jens Peter Jacobsen vulde zijn schrijfkamer met hyacinten. Rainer Maria Rilke hield het bij een citroen. Uit de tas van een binnen gedwarrelde klant komt een boek in gescheurd cadeaupapier tevoorschijn. De eerste dagen van januari vormen een spiegelbeeld van de laatste dagen van december. Als een filmpje dat achteruit wordt afgespeeld voor komische doeleinden verwijderen we het inpakpapier van boeken die we enkele dagen eerder verpakten. “Bij de meeste beroepen is er een begin, een midden en een eind. Schrijven is altijd opnieuw beginnen.” Aldus Philip Roth, die nooit in een boekhandel werkte. Een eerste opkikker is de glimlach van de DHL-leverancier. Zijn haast staat in schril contrast met onze lome handelingen, een slordige handtekening op zijn scanner lukt nog net. Menno Wigman schreef vaak eerst op enveloppen. Gustave Flaubert haatte het lege blad en startte met achteloze invallen in de marge. We openen de eerste doos van het jaar. Vullen verwachtingsvol de lege rekken met werk van Highsmith, Capote en Celan. Elk begin de belofte van iets eeuwigs.