Nothing Special   »   [go: up one dir, main page]

Academia.eduAcademia.edu

“Wetenschappelijke Tijdingen” 1935-1963

WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging

DIACHRONIEK “Wetenschappelijke Tijdingen”1935-1963 Door de organisatie van wetenschappelijke congressen in het Nederlands trad het wetenschapsbedrijf in Vlaanderen tegen het einde van de negentiende eeuw in een nieuwe fase.1 Geleidelijk aan werd het monopolie van het Frans als voertaal van de wetenschap in Vlaanderen aangetast. Bij de inrichting van die congressen was Jozef Goossenaerts reeds vóór de Eerste Wereldoorlog in sterke mate betrokken. Goossenaerts was leraar van beroep en actief in verschillende flamingantische verenigingen en organisaties.2 In 1920 nam hij het initiatief tot de Gezamenlijke Regelingscommissie, een overkoepelend orgaan voor de organisatie van de congressen; de energierijke Goossenaerts was er als secretaris de draaischijf van. De (vanaf 1925 tweejaarlijkse) congressen werden symbolische topmomenten van de Vlaamse wetenschappelijke activiteit in het Nederlands. Samen met de sociaal-cultureel zeer bedrijvige arts Frans Daels, die nauw betrokken was geweest bij de Frontbeweging, had Goossenaerts sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog geijverd voor de vernederlandsing van het onderwijs en de wetenschapsbeoefening in Vlaanderen. Begin 1935 richtten zij hiervoor de Vereniging voor Wetenschap op.3 De intentieverklaring van de Vereniging luidde: “De V.v.W. heeft tot doel het bevorderen en bekendmaken van de wetenschap die door Vlamingen in de eerste plaats, en ook door andere taalgenoten, als vrucht van persoonlijk werk verkregen is”.4 De Vereniging bestond uit de Gezamenlijke Regelingscommissie als kern, aangevuld met prominente Vlaamsgezinde wetenschappers uit tal van disciplines.5 Met Huize Mac Leod als zetel koos de Vereniging bewust 1. Met ‘Wetenschappelijke Congressen’ wordt hier bedoeld de bundeling van uit verscheidene disciplines ontstane verenigingen, die de ontwikkeling en de vestiging van een Nederlandstalige wetenschapsbeoefening in Vlaanderen tot doel had. 2. Zie o.m.: M. HANOT, Dr. J. Goossenaerts 1882-1963, Gent, 1973 3. Dit blijkt onder meer uit de statuten: Belgisch Staatsblad, 16 maart 1935 en 15 augustus 1936. Zie ook: Vereeniging voor Wetenschap, in: Wetenschap in Vlaanderen, jg. 2, 1936, nr. 1, p. 11. 4. Vereeniging voor Wetenschap, in: Wetenschap in Vlaanderen, jg. 1, 1935, nr. 1, p. 2. Meer omstandig geformuleerd ging het om “een formeel gevestigde, goed bewerktuigde en gezaghebbende, centrale werkgemeenschap voor ’t gezamenlijk bevorderen en bekend maken (in binnen- en buitenland) van de eigen Vlaamse wetenschap, aldoor, en meer in het bizonder van alles wat de werking van en om ónze Wet. Congressen in een of ander opzicht verbeteren en verstevigen kan”: Jaarverslag van de Vereniging voor Wetenschap, in: Wetenschap in Vlaanderen, jg. 2, 1937, nr. 5, p. 69. 5. Vereeniging voor Wetenschap (V.Z.W.), in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 5, 1940, nr. 1, kol. 3. Wetenschappelijke tijdingen • LX/4/2001 • Bibliografisch nummer 7 voor een voortzetting van het pionierswerk van Julius Mac Leod, die aan het einde van de 19de eeuw belangrijke impulsen had gegeven aan de wetenschappelijke kennisoverdracht in het Nederlands.6 Goossenaerts werd Afgevaardigd Beheerder van de Vereniging en de drijvende kracht achter haar maandschrift, Wetenschap in Vlaanderen. Op de statutaire jaarvergadering van 31 januari 1937 werd een voorstel goedgekeurd om een redactieraad te installeren, die driemaandelijks zou samenkomen. Er werd voorzien dat elk redactielid zijn discipline zou opvolgen en zou briefen naar de redactieraad toe.7 In hoeverre deze voornemens in de praktijk werden gebracht, valt moeilijk te achterhalen. De verhoopte medewerking van de spilfiguren van de Congressen bleef alvast onder de verwachtingen.8 Veel doet vermoeden dat het redactionele werk vooral door Goossenaerts werd beredderd. Wetenschap in Vlaanderen was opgericht voor de promotie van de Vlaamse en Nederlandse wetenschap in Vlaanderen en daarbuiten. Het blad was verstrengeld met de congressen,9 die de ruggengraat van het tijdschrift vormden.10 Die binding11 verleende aan het blad zijn interdisciplinaire inhoud. Analoog aan het brede aanbod op de Wetenschappelijke Congressen, wilde Goossenaerts in het blad ruimte bieden voor alle vakdomeinen, zowel natuurwetenschappelijke als menswetenschappelijke.12 Grote aandacht ging ook uit naar de aankondiging van publicaties en herdenkingen, evenals naar actuele vraagstukken. In het bijzonder de volkerenproblematiek met de Vlaamse kwestie als orgelpunt werden in de kijker geplaatst.13 Niet zelden werden deze teksten geschreven vanuit een Vlaams6. P. VAN HEES, Mac Leod, Julius, in: Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, dl. 2, Tielt, 1998, pp. 1977-1979. 7. Uit de statutaire jaarvergadering, in: Wetenschap in Vlaanderen, jg. 2, 1937, nr. 5, p. 74. 8. Vereeniging voor Wetenschap v.z.w. 1937, in: Wetenschap in Vlaanderen, jg. 3, 1938, nr. 5, kol. 147-150; Statutaire jaarvergadering 28 jan. 1940 te Gent, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 5, 1940, nr. 4, kol. 161-162. 9. J. GOOSSENAERTS, Ter inleiding, in: Wetenschap in Vlaanderen, jg. 1, 1935, nr. 1, pp. 1-2. Zie ook: J.G., Na een jaar. Een praatje met de lezer, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 11, 1951, nr. 2, kol. 33-38. 10. Zie bijvoorbeeld de berichtgeving rond de Wetenschappelijke Congressen te Gent, 13-19 april 1936: Wetenschap in Vlaanderen, jg. 1, 1936, nrs. 6/7, 8 en 9. 11. Op de statutaire vergadering van begin 1939 werd het tijdschrift gedefinieerd als een “doorlopend Kongres”: Vereeniging voor Wetenschap. Uit het jaarverslag 1938 en de statutaire jaarvergadering op 29 jan. 1939, in: Wetenschap in Vlaanderen, jg. 4, 1939, nr. 5, kol. 142-143. 12. Tegelijkertijd spoorde hij aan tot de publicatie van Vlaamse wetenschappelijke vaktijdschriften: Abonneert u op onze eigen wetenschappelijke tijdschriften, in: Wetenschap in Vlaanderen, jg. 2, 1936, nr. 2, p. 32. 13. Getuige onder meer de redactionele rubriek Wat andere volkeren doen: Wetenschap in Vlaanderen, jg. 1, 1935, nr. 3, p. 48. 8 Wetenschappelijke tijdingen • LX/4/2001 • Bibliografisch nummer gezind engagement. Goossenaerts en de Vereniging voor Wetenschap plaatsten de wetenschap steeds in het teken van de belangen van het volk.14 Het wetenschappelijk onderzoek moest het bestaan van een Vlaamse aard bewijzen en legitimeren. De volksverbonden opvatting achter de wetenschap uitte zich in een bijzondere aandacht voor de economie, de folklore, de fysische geografie, de gemeenschapswaarden, de geschiedenis, de heemkunde, de kunst, de taal en de traditie. Dit alles kreeg zijn beslag in populariserende en propagandistische artikelen. De inschakeling van Wetenschap in Vlaanderen in de Vlaamse strijd resulteerde in een ambigue inhoud, tussen wetenschap en politiek in. De eis tot de stichting van Vlaamse Academiën voor verschillende wetenschappen en voor geneeskunde verscheen de eerste jaren herhaaldelijk in Wetenschap in Vlaanderen.15 Met het oog op de regeringsverklaring van de regering-Van Zeeland in 1936, zonden Goossenaerts en Frans Daels een telegram met de volgende boodschap: “Het bestuur van de Vereeniging voor Wetenschap, algemeene regelingscommissie van de tien Vlaamsche wetenschappelijke Congressen, groepeerende vijf duizend Vlaamsche intellectuelen, herinnert aan den Heer Eerste-Minister, dat de Vlaamsche Wetenschappelijke Congressen sedert 25 jaar om het oprichten van Vlaamse Academiën voor de verschillende wetenschappen en voor Geneeskunde vragen en groet hoogachtend”.16 De kwestie werd in het blad regelmatig opgevolgd.17 Met tevredenheid werd op de statutaire jaarvergadering van 29 januari 1939 vastgesteld dat de niet-aflatende inzet vruchten had afgeworpen: de Vlaamse Academiën waren een feit.18 De stichting van Vlaamse Academiën was voor de Vereniging voor Wetenschap prioritair. Maar zij toonde ook belangstelling voor andere flamingantische verzuchtingen.19 Er ging ook in toenemende mate aandacht uit naar de Vlaamse financiële achteruitstelling op wetenschapsgebied. De lezers werden er op geattendeerd dat 14. “In bepaalde opzichten ontwikkelen de Vlamingen een veel intenser wetenschappelijke bedrijvigheid dan de Franssprekenden in dit land; ze wensen te werken en hebben er alle aanleg toe”: Vlaamse Academiën, in: Wetenschap in Vlaanderen, jg. 2, 1937, nr. 6, p. 81. 15. De Academiën werden gedefinieerd als “een soort van centrale hyper- of superuniversiteit, een synthese van het hoogste en het beste dat op wetenschappelijk gebied voorhanden is”, in: Wetenschap in Vlaanderen, jg. 2, 1937, nr. 6, p. 81. 16. Vlaamse Academiën, in: Wetenschap in Vlaanderen, jg. 1, 1936, nr. 10, p. 171; Ter inleiding, in: Wetenschap in Vlaanderen, jg. 2, 1936, nr. 1, p. 1. Dit laatste nummer stond voor een groot deel in het teken van de problematiek rond de Vlaamse Academiën. 17. Bijvoorbeeld: Vlaamse Akademiën, in: Wetenschap in Vlaanderen, jg. 2, 1937, nrs. 8/9, pp. 113-115. 18. Vereeniging voor Wetenschap. Uit het jaarverslag 1938 en de statutaire jaarvergadering op 29 jan. 1939, in: Wetenschap in Vlaanderen, jg. 4, 1939, nr. 5, kol. 141-142. 19. Bijvoorbeeld was tijdens de op initiatief van de Vlaamse Vereeniging van Letterkundigen belegde vergadering van 14 november 1936, de Vereniging vertegenwoordigd door een waarnemer: Kulturele autonomie, in: Wetenschap in Vlaanderen, jg. 2, 1936, nr. 2, p. 32. Wetenschappelijke tijdingen • LX/4/2001 • Bibliografisch nummer 9 de vernederlandsing van de universiteit in Gent en de gedeeltelijke vernederlandsing van de universiteit in Leuven nog geen einde maakten aan de achterstand. Er werd onder meer verwezen naar de toestanden in de Universitaire Stichting, het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, het Franqui-fonds en het Nationaal Fonds tot Kankerbestrijding.20 De invloed van Wetenschap in Vlaanderen valt moeilijk te meten. Tot de leden van de Vereniging voor Wetenschap behoorden alvast talrijke Vlaamsgezinde intellectuelen. Het aantal abonnees was soms aanleiding tot tevredenheid, dan weer tot misnoegdheid. De vereniging toonde zich bijvoorbeeld in 1937 tevreden maar verborg toch haar ontgoocheling niet over de werving. Zij betreurde tevens de geringe belangstelling onder de studenten.21 Op de statutaire vergadering begin 1939 heette het dat het aantal abonnees met 100 tot 200% moest stijgen.22 Pogingen om nieuwe abonnees te winnen waren legio, vooral onder de deelnemers aan de Congressen. Het nummer van oktober 1937 zou ter promotie naar duizenden Vlamingen zijn gezonden. Dankzij de overheidssteun vanwege de Vlaamse provincies en de advertentiegelden van de Kredietbank en de Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal kon het tijdschrift goedkoop worden aangeboden.23 De kosten voor de uitgave van het eerste nummer van augustus-september 1935 op 5000 exemplaren werden zelfs volledig gedragen door de verzekeringsmaatschappij Noordstar–Boerhaave.24 In 1940 wijzigde het tijdschrift van naam in ‘Wetenschappelijke Tijdingen’. Op die wijze wilde de redactie klare wijn schenken omtrent haar voorkeur voor GrootNederland: “Het spreekt dus van zelf, dat onder Nederland ook Vlaanderen en zelfs ook Frans-Vlaanderen begrepen wordt, dat wij dus daaronder verstaan, wat men Groot-Nederland pleegt te noemen”.25 Tevens werden de statuten in Groot-Nederlandse zin aangepast.26 Goossenaerts had de uitbreiding van de actieradius van 20. Wetenschap en volk, in: Wetenschap in Vlaanderen, jg. 3, 1937, nr. 1, kol. 4-9. In de navolgende nummers werd het lijstje nog aangevuld. 21. Vereeniging voor Wetenschap v.z.w. 1937, in: Wetenschap in Vlaanderen, jg. 3, 1938, nr. 5, kol. 147-150. 22. Vereeniging voor Wetenschap. Uit het jaarverslag 1938 en de statutaire jaarvergadering op 29 jan. 1939, in: Wetenschap in Vlaanderen, jg. 4, 1939, nr. 5, kol. 142-143. 23. Bericht, in: Wetenschap in Vlaanderen, jg. 3, 1937, nr. 1, kol. 3-4. Voor 1939 ontving de Vereniging subsidies vanwege alle geheel of deels Nederlandstalige provincies: Antwerpen (15000 fr.), Brabant (1000 fr.), Limburg (1000 fr.), Oost-Vlaanderen (5000 fr.) en West-Vlaanderen (2500 fr.): Vereeniging voor Wetenschap, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 5, 1940, nr. 1, kol. 62. 24. Dank!, in: Wetenschap in Vlaanderen, jg. 1, 1935, p. 2. 25. Geen particularisme!, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 7, 1942, nr. 12, kol. 283-284. 26. Statutaire jaarvergadering 28 jan. 1940 te Gent, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 5, 1940, nr. 4, kol. 161-162. 10 Wetenschappelijke tijdingen • LX/4/2001 • Bibliografisch nummer Wetenschap in Vlaanderen tot Nederland al bepleit op de slotvergadering van de Wetenschappelijke Congressen van april 1936. Meteen had hij als benaming van het nieuwe blad Wetenschap in de Nederlanden gesuggereerd.27 In dat verband ijverde de Vereniging ook voor één Vereniging voor Wetenschap voor Noord en Zuid.28 Op de Statutaire Vergadering van begin 1940 werd beslist om de Vereniging voor Wetenschap, net als de redactieraad van Wetenschappelijke Tijdingen, te verruimen met Nederlanders.29 Het Groot-Nederlands ideaal, dat tijdens de oorlog en ook erna bleef gelden, was richtinggevend voor de teneur van Wetenschappelijke Tijdingen. Verder trachtte de Vereniging voor Wetenschap niet alleen de banden met Nederland, maar ook met Zuid-Afrika enz. aan te halen. Nederlandstalige groepen buiten Nederland en Vlaanderen werden gezien als takken van de Dietse Stam, bloedverwanten waarmee opnieuw meer contact moest worden gelegd.30 Het begin van de oorlog leidde niet tot de stopzetting van Wetenschappelijke Tijdingen, wel tot een (gedwongen) publicatiepauze. Na een intermezzo van enkele maanden verscheen het blad opnieuw in november 1940, waarbij de continuïteit werd benadrukt.31 De Nieuwe Orde kreeg weinig speelruimte in het blad, op enkele uitzonderingen na, zoals de opmerkelijke advertentie met de aankondiging van het boek Het Nieuwe Front van Victor Leemans in het eerste oorlogsnummer.32 In de latere nummers bleven zulke aankondigingen achterwege. Begin 1942 maande Goossenaerts nadrukkelijk aan tot voorzichtigheid (“Er verschijnt bij ons en elders nogal veel dat naar ‘politiek’ ruikt, en dat is niet voor ons” 33), maar hij was hierin niet erg consequent. Zo sloot de Vereniging voor Wetenschap zich in juni 1942 onder zijn leiding aan bij de overkoepelende interprovinciale cultuurdienst, een initiatief van het VNV. Ook bleef hij gedurende de oorlog zijn Groot-Nederlandse lijn aanhouden, zowel ten persoonlijken titel als in Wetenschappelijke Tijdingen. De impact hiervan was echter gering, niet het minst door de Nederlandse apathie.34 De invoering van de rubriek “Uit de Nederlanden van alles wat” kon hieraan niet 27. Algemene slotvergadering, in: Wetenschap in Vlaanderen, jg. 1, 1936, nr. 11, pp. 187-188. 28. J. GOOSSENAERTS, Voor Zuid én Noord, in: Wetenschap in Vlaanderen, jg. 4, 1939, nr. 7, kol. 193194; Voor Zuid én Noord, in: Wetenschap in Vlaanderen, jg. 4, 1939, nrs. 11-12, kol. 305-306. 29. Statutaire jaarvergadering 28 jan. 1940 te Gent, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 5, 1940, nr. 4, kol. 161-162. 30. Zuid-Afrika en wij, in: Wetenschap in Vlaanderen, jg. 2, 1937, nr. 5, p. 75. 31. L.S., in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 5, 1940, nr. 5, kol. 177-178. 32. Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 5, 1940, nr. 5, kol. 218. 33. Vereeniging voor Wetenschap. Uit het verslag van de statutaire jaarvergadering op 1 februari 1942, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 8, 1942, nr. 3, kol. 53-58. 34. Vereeniging voor Wetenschap. Uit het verslag van de statutaire jaarvergadering op 1 februari 1942, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 7, 1942, nr. 2, kol. 38-42; Vereeniging voor Wetenschap. Uit het verslag van de statutaire jaarvergadering op 1 februari 1942 [...]. Wetenschappelijke tijdingen • LX/4/2001 • Bibliografisch nummer 11 verhelpen. De malaise was echter veel breder en verlamde ook de Vlaamse Wetenschappelijke Congressen. Enkel in 1942 was er een beperkte invulling te Gent.35 De redactie van het blad ontsnapte niet aan de oorlogsperikelen. Goossenaerts had alle moeite van de wereld om inzake inhoud het vooroorlogse niveau te handhaven en riep geregeld op tot medewerking, vaak tevergeefs.36 De bloedarmoede maakte dat sommige bijdragen tot over drie nummers werden uitgesmeerd, zoals in 1942 de reeks artikelen van Maurits Liesenborghs over het dagbladwezen in Vlaanderen. Dat gold ook voor een van de beste geschiedkundige oorlogsbijdragen, met name “De groei van de geschiedschrijving in Vlaanderen in de Nederlandsche Taal” van de historicus Theo Luykx.37 Begin 1941 werd een propaganda-offensief in het vooruitzicht gesteld, alsook een vermindering van het aantal bladzijden.38 Ondanks de toenemende papierschaarste kon het blad dankzij de uitgeverij Vonksteen nog verschijnen tot mei 1944.39 In dit laatste nummer liet Goossenaerts er geen twijfel over bestaan dat de uitgave zo snel mogelijk zou hervat worden.40 Reeds bezwaard in haar werking tijdens de oorlog, beleefde de Vereniging voor Wetenschap een dieptepunt tijdens de repressie. Heel wat vooraanstaande leden van de Vereniging verdwenen wegens hun collaboratieverleden van het toneel. Ook Goossenaerts kwam in de gevangenis terecht (van september 1944 tot 7 december 1944; in 1947 werd hij buiten vervolging gesteld). Eenmaal vrij, zette Goossenaerts zich aan het werk om de congressen nieuw leven in te blazen.41 Hij botste echter op de afwerende houding van velen, die de banden met de door de collaboratie gecompromitteerde Vereniging voor Wetenschap lieten vieren of totaal braken. Goossenaerts’ pogingen faalden echter evenzeer door de gewijzigde context van de wetenschapsbeoefening in Vlaanderen. Er traden nieuwe generaties aan die (gedeeltelijk) in het Nederlands waren opgeleid en in mindere mate behoefte hadden aan strijd. Zij beschouwden de congressen niet meer als uitingen van Vlaams bewustzijn: voor hen volstond het wetenschappelijk karakter ervan. Het flamingantische functieverlies ging gepaard met het internationaliserings- en specialiseringsproces van de wetenschap, met het toenemend 35. Vereniging voor Wetenschap. Congressen in 1942, te Gent, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 7, 1942, nr. 5. 36. Vereeniging voor Wetenschap. Uit het verslag van de statutaire jaarvergadering op 1 februari 1942, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 8, 1942, nr. 3, kol. 53-58. 37. Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 6, 1941, nrs. 8-10. 38. Vereeniging voor Wetenschap. Uit het verslag van de statutaire jaarvergadering 26 jan. 1941 te Gent, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 6, 1941, nr. 2, kol. 53-54. 39. Voor onze vroegere abonnenten, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 10, 1950, nr. 1, kol. 46. 40. Bericht, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 9, 1944, nr. 5, kol. 99. 41. Zie onder meer: Wetenschappelijke Tijdingen: Een oproep, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 13, 1953, nr. 8, kol. 310. 12 Wetenschappelijke tijdingen • LX/4/2001 • Bibliografisch nummer belang van de exacte wetenschappen en met het overwicht van de Angelsaksische landen. Goossenaerts en zijn omgeving begrepen wel dat de context van de Congressen was veranderd, maar trokken hieruit niet hun conclusies.42 De evolutie naar specialisering strookte niet met Goossenaerts’ humanistisch ideaal – naar Cicero’s “Omnes artes inter se continentur”– om een forum te bieden waar wetenschappers zich konden laven aan de stand van zaken in andere vakdomeinen.43 Goossenaerts’ pogingen om tegen de nieuwe tendensen op te roeien, onder meer door tijdens de Congressen meer ruimte te bieden voor discussie, boden geen soelaas.44 Ondanks de gewijzigde context, nam Goossenaerts begin 1950 de draad van Wetenschappelijke Tijdingen met enthousiasme terug op. Het blad sloot naadloos aan bij de traditie van het interbellum en de oorlog, een lijn waarvan tot 19801981 niet zou worden afgeweken. Het accent bleef liggen op de geesteswetenschappen, ook al werd de afzonderlijke rubriek Exacte wetenschappen vooral vanaf 1961 sterk ontwikkeld. De publicatie werd ondersteund door advertentiegelden van onder meer de Kredietbank, Noordstar–Boerhaave, drukkerij Vonksteen, de Standaard boekhandel en de Vlaamse Toeristenbond.45 Ook was er opnieuw de steun van de provinciale overheden. Tot slot kon het blad zich ook verheugen in de steunabonnementen, waarvan de lijsten geregeld werden gepubliceerd.46 Begin 1951 droomde de Vereniging voor Wetenschap reeds van een streefcijfer van 5.000 abonnementen.47 In tegenstelling tot de periode vóór en tijdens de oorlog, kon Wetenschappelijke Tijdingen niet meer steunen op de regelmaat van de Congressen, zodat in omgekeerde zin moest worden te werk gegaan, in de hoop dat de nieuwe start van het blad de organisatie van de Congressen zou stimuleren.48 Om tot engagement aan te zetten, werden onder meer motiverende bijdragen opgenomen van Corneel Heymans, die als Nobelprijswinnaar een groot prestige genoot.49 42. Wetenschappelijke Kongressen in 1952. Een nabeschouwing, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 12, 1952, nr. 4, kol. 123-124. Goossenaerts en zijn medestanders reageerden met onbegrip op hen die omwille van de voortgaande specialisering afhaakten als abonnee: Van het Beheer, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 12, 1952, nr. 2, kol. 41; Wetenschappelijke Kongressen in 1952. Een nabeschouwing, in: Wetenschappelijk Tijdingen, jg. 12, 1952, nr. 4, kol. 123-124. 43. Ter inleiding, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 10, 1950, nr. 1, kol. 1-4. 44. Voor alle inrichters van Kongressen, leden en sprekers!, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 11, 1951, nr. 5, kol. 183-184. 45. Zie onder meer: Dank!, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 10, 1950, nr. 1, kol. 4. 46. Van het Beheer, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 12, 1952, nr. 2, kol. 41. 47. Van het Beheer, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 11, 1951, nr. 1, kol. 11-12. 48. J.G., Na een jaar. Een praatje met de lezer, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 11, 1951, nr. 2, kol. 33-38. 49. Bijvoorbeeld: C. HEYMANS, 1302-1952, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 12, 1952, nr. 6, kol. 203-204. Wetenschappelijke tijdingen • LX/4/2001 • Bibliografisch nummer 13 Het blad publiceerde daarvoor ook vele huldeblijken en in memoriams van Vlaamse wetenschappers. Net als in 1935 was ook in 1950 de volksontwikkeling het leidmotief. Zoals voorheen, plaatste Goossenaerts de volksontwikkeling tegen de achtergrond van een (Groot-Nederlandse) ‘nationale wetenschap’, met als kerndisciplines de filologie, de geschiedenis en het volksleven.50 Meteen liet hij in het eerste naoorlogse nummer weer een vliegertje op naar de Nederlanders: “Geachte Volksgenoten, mogen wij hopen?” 51 en zette hij de rubriek “Uit de Nederlanden van alles wat” verder. Het pleidooi van Corneel Heymans, ter gelegenheid van de plechtige opening van het Derde Studentencongres der Nederlanden, voor het samengaan van Vlaanderen met Nederland, werd integraal opgenomen.52 Tot het ‘Nederlandse volk’ werden door Goossenaerts ook de Frans-Vlamingen en de Afrikaners gerekend.53 De belangstelling voor de evolutie van het Nederlandse taalgebied verklaart de talrijke bijdragen over de taalgrens van de hand van o.m. Jozef Goossenaerts, Hendrik Aelvoet, Hendrik Draye, Maurits Gysseling, Willem Grootaers en Desiderius Stracke. Allen die geacht werden het Groot-Nederlands ideaal stokken in de wielen te (kunnen) steken, werden uitgespuwd. Vooral over Frankrijk waren er suggestieve bijdragen in die zin.54 Uit al deze bijdragen blijkt een statisch volksbegrip, met de taal als criterium.55 De historiografie werd grotendeels in die lijn ingepast. Naar aanleiding van een bespreking van het eerste deel van A. Smits’ 1830; scheuring in de Nederlanden, werd gesteld “dat de scheiding tussen Noord en Zuid in de zestiende eeuw hoofdzakelijk aan militaire factoren en niet aan een grondig karakterverschil van de bevolkingen is toe te schrijven. Het moet voor hem [Pieter Geyl] een grote voldoening zijn te zien hoe in onze dagen deze stelling nagenoeg algemeen aanvaard is”.56 Ter gelegenheid van het vijfde Nederlands-Belgisch Congres te Amsterdam op 30-31 maart 1951 werd zelfs wetenschappelijk bedenkelijke grond betreden: “Deze jaarlijkse congressen zijn van zeer groot belang, omdat zij de toenadering bevorderen tussen heel wat historici uit Noord en Zuid, die alle geroepen zijn meer om te zoeken wat hen in het verleden verbond, dan wat hen scheidde en die bijdragen tot de zozeer gewenste 50. Ter inleiding, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 10, 1950, nr. 1, kol. 1-4. 51. Noord-Nederlanders!, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 10, 1950, nr. 1, kol. 26. 52. Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 16, 1956, nr. 3, kol. 89-97. 53. J.G., Een veelomvattend, hoogst belangrijk initiatief: de Volkskunde-Atlas voor Nederland, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 12, 1952, nr. 1, kol. 3-4. Zie ook bijvoorbeeld J.G., Voor ZuidAfrika, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 14, 1954, nr. 1, kol. 4. 54. Nederland het matigste land, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 18, 1958, nr. 8, kol. 366. 55. J.G., Van de taalgrens in België, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 12, 1952, nr. 7, kol. 241. 56. Geleidelijk naar de waarheid over 1830, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 11, 1951, nr. 1, kol. 1. 14 Wetenschappelijke tijdingen • LX/4/2001 • Bibliografisch nummer samenwerking waarvan de vruchten reeds zijn: de ‘Bijdragen voor de Geschiedenis der Nederlanden’ en de grote, in wording zijnde ‘Algemene Geschiedenis der Nederlanden’ ”.57 Bijzonder selectief waren ook de bijdragen over ‘activisme’ en ‘collaboratie’, met als oogmerk de relativering van deze fenomenen tijdens de Eerste en vooral de Tweede Wereldoorlog. De aanzetten tot een wetenschappelijk meer verantwoorde geschiedschrijving bleven beperkt. Wel was de rubriek 100 Jaar geleden (vanaf de oorlog tot 1963) een regelmatig weerkerende geschiedkundige bijdrage met een selectie van wetenswaardigheden omtrent de Vlaamse ontvoogding uit de Bibliographie van den Vlaamschen Taalstrijd van Broeckaert en Coopman.58 Vermeldenswaard is dat ook Arthur de Bruyne in zijn pleidooi voor het schrijven van biografieën van prominente Vlaamsgezinden, aandrong op “stevig verantwoorde” levensbeschrijvingen.59 Van een kritische omgang met het verleden getuigt J. Soenen in zijn kanttekeningen bij de Schets eener geschiedenis der Vlaamsche Beweging van Paul Fredericq.60 Het voor een kritische geschiedschrijving benodigde instrumentarium werd alvast aangereikt in bibliografische bijdragen van de historicus Lode Wils.61 In het midden van de jaren 1950 begonnen de Vlaamsgezinden het wetenschapsbeleid in België meer en meer op de financiële verdeelsleutels te toetsen in plaats van het als een loutere taalkwestie te beschouwen. Tal van kritische bijdragen werden daarover opgenomen (ook betreffende de toekenning van beurzen), onder meer rond het Instituut tot aanmoediging van het Wetenschappelijk Onderzoek in Nijverheid en Landbouw.62 Met de regelmaat van de klok werd een gelijkwaardige behandeling van het Vlaamse wetenschapsbedrijf geëist.63 Tegelijkertijd werd er meer aandacht besteed aan de sociaal-economische ontvoogding van Vlaanderen. Vanuit die optiek werd de oprichting van de Lodewijk de Raetstichting toegejuicht en werd ook meer economisch nieuws opgenomen.64 57. Nederlands-Belgisch Historisch Kongres, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 11, 1951, nr. 5, kol. 179-180. Zie ook bijvoorbeeld de bespreking van Arthur de Bruynes werk over de Guldensporenslag in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 12, 1952, nr. 7, kol. 282 58. Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 9, 1944, nr. 3, kol. 66-67. 59. Voor een ‘Geschiedenis der Vlaamse beweging, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 12, 1952, nr. 8, kol. 303-304. 60. De onbetrouwbaarheid van de ‘Geschiedenis der Vlaamse beweging van P. Fredericq’, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 20, 1960, nr. 1, kol. 17-18. 61. Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 13, 1953, nrs. 1-2. 62. J.G., Van de I.W.O.N.L., in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 11, 1951, nr. 9, kol. 337-344. 63. Zie onder meer de neerslag van een toespraak van Julien Kuypers op de vergadering van de Kon. Vl. Academie voor Taal- en Letterkunde, 8 nov. 1953: Gelijkheid bij het bevorderen van cultuur en wetenschap?, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 14, 1954, nr. 5, kol. 188-189. 64. C. HEYMANS, Over de noden van het Vlaams geestelijk leven, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 13, 1953, nr. 1, kol. 4 (zie ook kol. 21-22). Wetenschappelijke tijdingen • LX/4/2001 • Bibliografisch nummer 15 Dit neemt niet weg dat de taalpolitieke kwesties hoog op de agenda bleven staan. De Vlaamsgezinde eisen in het blad evolueerden mee met de wisselende taalkwesties, met als kernproblemen de vastlegging van de taalgrens en ‘Leuven Vlaams’. Na de volledige vernederlandsing van de Katholieke Universiteit Leuven verschoof de redactionele aandacht naar de Franstalige opmars in het Brusselse. Bij de discussie omtrent de staatshervorming verzette Wetenschappelijke Tijdingen zich tegen promotie van Brussel tot ‘volwaardig’ gewest en nam het de verdediging op van de Nederlandstalige aanwezigheid in de hoofdstad. Ook na het overlijden van Goossenaerts, in 1963, bleef Wetenschappelijke Tijdingen die politieke weg bewandelen. GUY LEEMANS 16 Wetenschappelijke tijdingen • LX/4/2001 • Bibliografisch nummer